in de VS

Dit is het verhaal over een Bergse hovenier. Iemand uit de ‘klassieke’ Bergse families, die het gezicht van de stad tot nu hebben bepaald. Een van de kenmerken van deze groep is dat ze niet ver kwamen. Misschien met hun groentekarrekes in omliggende dorpen. Maar eind 19de eeuw waren de hoveniers allang geen keuterboertjes buiten de poort meer. Veel van hen hadden grote herenhuizen in de binnenstad en door met elkaar te trouwen was hun grondbezit duidelijk uitgebreid. Er was niet veel reden om het verderop te zoeken. Toch dacht één van hen daar anders over..

In dit artikel ga ik aan de hand van de tijdlijn van ‘t leven van de oudoom van mijn oma Bernaards in op alles wat ik heb kunnen vinden m.b.t. tot Amerika. Ik heb getracht aan de hand van de vele namen en feiten doorlopend ook een algemeen beeld te schetsen van het land in die tijd en hoe immigratie naar de VS in die tijd invloed had op zowel de immigrant als de thuisblijvers. Van geboorteakten tot indianenstammen, van procedures tot ansichtkaarten. Ik hoop in mijn missie geslaagd te zijn.

Met speciale dank aan dhr. Dami Koevoets van streekmuseum de Holle Roffel, mevrouw Anne Paterson van de bibliotheek in Appleton, mijn vroegere docent Engels dhr. Noud Jehoel en tenslotte mijn verre familieleden Barbara Withagen Ciske en Gerald McCarthy.

Walterus of Waltherus (Walter) Withagen werd geboren op 13 november 1886 om tien uur ‘s avonds in de Dubbelstraat, op wijk D nummer 165. De aangifte werd gedaan door zijn vader Godefridus Withagen, veertig jaar en hovenier, met als getuigen zijn grootvader Petrus Martinus Withagen, 69 jaar, hovenier en Jacobus Johannes Trimbos, 33, zonder beroep. Zijn moeder was Maria Withagen, zonder beroep. Allen waren woonachtig te Bergen op Zoom. Walter groeide op in het ouderlijk huis aan de Dubbelstraat, op de Kaai dus. Over dat huis schreef ik vorige maand nog in dit artikel

Walters geboorteakte, 1886. (Afbeelding: WBA Bergen op Zoom)

Allereerst een stukje voor mijn verre Amerikaanse familie. Hoe heb ik hiermee te maken? Wouter of Walter Withagen, ik gebruik beide namen afwisselend, was een jongere broer van mijn betovergrootmoeder Paulina Maria Franken-Withagen (1873-1942, zie kwartierstaatnummer 21). Daarbij is het in Nederland gebruikelijk dat de meisjesnaam als tweede wordt vermeld. Haar zoon was mijn overgrootvader Martien Franken (1908-1950), diens dochter mijn oma vaderskant: Corrie Bernaards-Franken (1937-2017). Wouter Withagen was dus een oudoom van mijn oma. Ik heb haar nog gevraagd of ze iets wist van familie in de VS, en daar wist ze vaag nog wel vanaf. En dan nu iets vreemds: ik ga heel kort proberen te vertellen over mijn stad. Bergen op Zoom is een middelgrote stad, 66.000 inwoners, in het westen van de Nederlandse provincie Noord-Brabant, aan de Noordzeekust in het westen en prachtige bossen in het oosten. Het ligt in het overwegend katholieke zuiden van Nederland, op zo’n tien kilometer van de grens met België. Het is een stokoude stad, barstensvol monumenten en barstensvol volkscultuur. Ik heb gezocht naar wat artikelen die de ‘beginner’ meer kunnen vertellen in het Engels, bijvoorbeeld deze, deze, deze, deze of deze. Maar bovenal zou ik zeggen: ik ben altijd bereikbaar voor vragen over wat Bergen op Zoom is of over Bergse voorouders cq. vertalingen van delen van mijn website.

In 1906, Walter was toen twintig jaar, schreef hij zich in voor de dienstplicht. Als beroep werd toen hovenier vermeld. Hij kreeg lotnummer zeven. Het jaar erop komt Walter opnieuw voor in de archieven. Zijn vader Godefridus ligt dan op sterven in het ouderlijk huis aan de Dubbelstraat. Notaris Van Gruting komt langs, en neemt de inventaris op. Het totale bezit van de familie kwam op twee koeien, graan en hooi, een paard, een kar, een tuig, landbouwgereedschap, tobben, korven, manden, tien gulden aan mest, twaalf kippen, een kastje met tafel, stoelen, lamp en spiegel, een deken, een kussen, aardewerk, huishoudelijk gerief, een tafel met stoelen, een klok, een spiegel, ornamenten, vazen, een lamp, huishoudelijk gerief in een kast, een bank, een melktafel met melkgereedschap, een ledikant met toebehoren, twee kachels, een ijswagen, een renwiel, manskleden en vrouwskleden, een brandkast, groenten en fruit op het land wat in eigendom was en twee drie panden, twee aan de Artilleriestraat en één aan de Dubbelstraat. Behalve de huizen was het totaal van de goederen 1353 gulden waard. In dezelfde akte werd Walter vermeld als één van de minderjarige kinderen van het gezin. Daarbij moet gelet worden op dat men indertijd pas met 21 jaar meerderjarig was.

Kijken we nog even terug naar zijn dienstplicht, komen we verdere details tegen in het lotingsregister. Nummer zeven was geen geluksgetal voor Walter; de militiecommissaris adviseerde ‘aanwijzen’ en Walter werd ingeloot op 22 december 1905. Op 2 maart 1906 werd hij ingelijfd bij het in Bergen op Zoom welbekende 3de regiment infanterie. Het verslag wat er in de loop der jaren in de laatste kolom bijgeschreven werd, vermeld nogal wat bijzonderheden. Zo ging hij op 27 juli 1907 met onbepaald verlof. Een aantal weken daarvoor was zijn vader overleden, mogelijk houdt dat daarmee verband. Ook op 18 september 1909, 24 september 1912 en 19 september 1913 ging hij op groot verlof. De volgende aantekening vermeld dat Walter op 22 februari 1915 uitgeschreven werd bij het regiment ‘wegens afvoering als deserteur’. Hij was ‘m dus gepeerd. Op 30 december 1916 werd hij weer in dienst genomen, waarbij vermeld werd dat hij op 22 september 1915 als deserteur ‘was afgevoerd’. Het woord ‘sedert’ wordt hier gebruikt, dus een mogelijk proces of straf zal wel in de tussentijd plaatsgevonden hebben. Het lijkt er dus in ieder geval op dat hij op 22 februari 1915 al een tijdje zoek was, en hij op 22 september van dat jaar opgepakt werd en weer terug in dienst moest komen. Op 18 maart 1918 kwam hij bij de ‘landweer’ te Bergen op Zoom.

Inschrijving voor de nationale militie, de dienstplicht. (Afbeelding: WBA Bergen op Zoom)

Aantekeningen bij het lotingsregister. (Afbeelding: WBA Bergen op Zoom).

Walter is dus in de loop van 1914 gedeserteerd. Hoewel de precieze reden er niet bij staat, is het goed om even de situatie te schetsen. De eerste wereldoorlog was uitgebroken. Tienduizenden Belgische vluchtelingen kwamen naar Bergen op Zoom. Bijna alle jonge mannen werden gemobiliseerd aan de nabijgelegen grens, zie deze foto bijvoorbeeld van mijn betovergrootvader Toon van Dijke en zijn broers te Ossendrecht. De vluchtelingen woonden in enorme kampen op de Kijk in de Pot en Plein 13, en brachten natuurlijk ook beangstigende getuigenissen met zich mee. Los van dat iedereen samen er het beste van probeerde te maken en er een hoop werk verzet werd, moet de sfeer gespannen geweest zijn.

Belgische vluchtelingen wachten op de verdeling van voedsel in het kamp op Plein 13. Er tussenin Nederlandse soldaten. (Afbeelding: WBA Bergen op Zoom)

Afbeelding: WBA Bergen op Zoom.

Tweede vraag die we kunnen stellen is; waar ging Walter naartoe? Dan leren we dat de burgelijke stand en de administratie van het leger niet persé heel goed communiceerden. Daarvoor moeten we kijken naar de inschrijving van ‘t gezin Withagen-Withagen in het bevolkingsregister over 1900-1920. Mijn betovergrootmoeder Paulina Maria was in 1900 al reeds getrouwd en uit huis, en ook Walters andere zusters vertrokken in deze periode. Als adressen werden Dubbelstraat D189/hernummerd naar 50, Glymesstraat M265 en Dubbelstraat 10 opgegeven. Bij Walter werd genoteerd dat hij op 28 mei 1914 vertrok naar Reinholtz in Noord-Amerika, diezelfde datum en plaats werd ook genoteerd in het register van vertrokken personen. Walter was toen landbouwer. 28 mei was nog voor het uitbreken van de grote oorlog. 

Op ‘t Vlaamse Canvas was in 2015 de documentaireserie ‘Publiek Geheim’ te zien. Eén aflevering verteld over Belgen op de Titanic. Een deel schetst een bijzonder goed beeld van wat mannen motiveerde om te emigreren in de jaren 1910, en hoe zo’n vertrek in de praktijk werkte. De situatie in Vlaanderen was vergelijkbaar met die in West-Brabant. De scènes zijn door mijzelf ondertiteld.

 

Alle immigranten die de Verenigde Staten binnen wilden passeerden eerst één plek: Ellis Island. Ellis Island is een eiland in de Hudson in New York City, tussen het eiland waar het Vrijheidsbeeld op staat en Manhattan. De VS was in 1915 veel minder streng op gebied van immigratie; sterker nog, ze waren ongekend soepel als je ‘t beleid zou vergelijken met Nederland of België anno 2019. Het imago van ‘land waar je alles kan bereiken’ stond recht overeind en dat trok al sinds halverwege de 19de eeuw ongekende massa’s immigranten aan, vooral uit Europa, Rusland en China. Hoewel de tijd van ‘t Wilde Westen wel ‘n beetje op z’n eind liep en Amerika zo vlak voor de eerste wereldoorlog de moderne tijd binnen wandelde, waren er nog gigantische landerijen en wildernissen in het ‘midwesten’, klaar om in cultuur gebracht te worden, en was er een steeds groeiende economie met een steeds groeiende hoeveelheid banen. Niet voor niets is het motto van het nabijgelegen Vrijheidsbeeld:

“give me your tired, your poor (..) your huddled masses yearning to breathe free”

Vrij vertaald: “geef me uw uitgeputte mensen, uw armen, uw opeengepakte mensenmassa’s die ernaar smachten om vrij te kunnen ademen”. Ellis Island, op grens van New York en New Jersey, was ingericht om meer controle te houden op al die uitgeputtenen en armen. Wie aankwam op het eiland onderging een medische keuring en werd uitvoerig geregistreerd. Ongeveer 2% van de mensen die aankwamen werden geweigerd (en dat is absoluut niet veel), bijvoorbeeld omdat ze erg ziek waren of een crimineel verleden hadden. Dat laatste was dan volgens mij wel voor zover de Amerikaanse autoriteiten dat konden weten, er was tenslotte geen database van Interpol die ze even konden nagaan. Immers: was Walter Withagen geen crimineel vanwege desertie? 

Een immigrantengezin in een nieuwe wereld, rond 1925. (Afbeelding: Bettmann/Getty Images/History Channel)

Over Walter gesproken; hem komen we tegen in de registers. Hij kwam op 30 mei 1914 aan op Ellis Island met het schip de ‘Noordam’, dat vertrokken was vanuit Rotterdam. Van hem werd geregistreerd dat hij 26 jaar was, landbouwer van beroep, dat hij ongehuwd was, kon lezen en schrijven, van Nederlandse ethniciteit was en ook de Nederlandse nationaliteit had, en dat hij laatst woonde te Bergen op Zoom. Ook moest er de naam van een ‘achterblijver’ aldaar genoemd worden, dat was zijn moeder Maria Withagen-Withagen, vermeld als ‘Wid. Withagen, Bergen op Zoom N.B.”. ‘Wid.’ staat daarbij voor ‘widow’, weduwe. Dan was er de kolom waarin de uiteindelijke bestemming opgeschreven moest worden, en dat was ‘Reynolds’ in ‘ND’, de code voor Noord-Dakota. Wat men in Berrege dus germaniseerde naar Reinholtz was dus in werkelijkheid Reynolds! 

Dit was nog niet alles wat men wilde weten. Genoteerd werd dat Walter een kaartje had voor de reis naar Noord-Dakota, waarbij een ‘S’ geschreven werd (ik weet nog niet wat dat wil zeggen). Verder had hij minstens vijftig dollar op zak, had hij zelf voor zijn reis betaald, was hij nog nooit in de VS geweest, was hij van goede mentale en fysieke gezondheid, was hij geen polygamist of anarchist (stel je voor dat de douanier van dienst dit moest vragen aan bijvoorbeeld een straatarm gezin Zeeuws-Vlamingen die nog nooit een krant hadden gelezen), was hij 5,5 inches lang, had hij zwart haar en zwarte ogen en een litteken aan de voorkant van zijn lichaam. Maar het allerbelangrijkste was de vraag of hij ging werken of wonen bij bekenden. En dat was het geval: hij ging naar zijn zuster M. Withagen, inwonend bij J. Akkerman in Reynolds, ND. Volgens mij heb ik iets gemist!

De Noordam zat vol met Nederlanders. Onder hen waren bijvoorbeeld de Nederlandse dienstbode Anna Bloemendaal uit New York, Wietje Cremer uit Veendam, tuinman Klaas Bacheloo uit Bedum, koopmannen Jacob en Dirk Schuurmans uit Witmarsum, de vlaamse Leopold Calsijn uit Schoondijke, bakker Aldert Jan Last uit Enkhuizen, bouwvakker Frans Adrianus en Antje de Joode uit Asperen, horlogemaker Martinus Belo uit Utrecht, Anthony, Adria en Jochem Berworld uit Zierikzee, ingenieur Sierd van Dussen uit Beetgum, Jantje, Telke Jan en Jantje Margina Leegstra uit Klazienaveen, de Slowaakse metselaar Pal Skodacek en Pal Stefek uit Verbatsh in Hongarije en een groep joodse immigranten die eerst een reis door Europa hadden gemaakt om vanuit Rotterdam de overtocht te kunnen maken. Onder hen waren Sure Segall uit Rottusany in Roemenië, Ettel Lemesch uit Moznowicz in Rusland, Dwoire Fischmann uit Kischineff in de Oekraïne, Chaike Blaustein uit het Poolse Wischei, Zypora en Chaine Bornstein uit Lodz, Zalman Sass uit Hedsibosz in de Oekraïne, kleermaker Uscher Herschcovici uit Husi in Roemenië en Bernard Zber uit Warschau. En dus ook hovenier Walter Withagen uit Bergen op Zoom. (Afbeelding: The Statue of Liberty-Ellis Island foundation, inc.)

Het schip waarmee Walter in 1914 naar New York voer, was in dienst van de Rotterdamse Holland-Amerikalijn. Het werd in 1902 voor die maatschappij gebouwd. (Afbeelding: Titanic Inquiry Project)

Om erachter te komen hoe het precies zit met Walters zuster in Noord-Dakota moeten we even terug naar de Bergse registers. Maria Withagen werd geboren op 12 juni 1880 om acht uur ‘s morgens in het ouderlijk huis aan de Dubbelstraat; wijk D nummer 165. De aangifte werd gedaan door vader Godefridus Withagen, op dat moment hovenier en 35 jaar oud, met als getuigen Johannes Baptist Trimbos, 55, koffiehuishouder, en Johannes Hopmans, 32, hovenier, allemaal woonachtig te Bergen op Zoom. Maria trouwde op 24 augustus 1905 in Berrege met Johannes Walterus Langenberg uit Bergen op Zoom, hij was toen 25 en arbeider. Langenberg was dus een zwager van Walter. Hij werd geboren op 8 juli 1880 in de Bergse Kettingstraat op G41, zoon van hovenier Johannes Langenberg en Johanna Hopmans. Het echtpaar Langenberg-Withagen werd op 21 augustus 1905, een paar dagen vóór hun huwelijk, ingeschreven op Dubbelstraat D142/hernummerd 15. Op 23 februari 1914 vertrokken zij naar Noord-Amerika.

Het echtpaar vertrok eveneens uit Rotterdam met het schip ‘de Potsdam’, en kwam op 7 maart 1914 aan op Ellis Island. En ze waren niet alleen gegaan. Het was een groepje van vier Bergenaren, allemaal op weg naar Reynolds in Noord-Dakota. Het groepje bestond uit Jan Langenberg, 34, Maria Langenberg-Withagen, 34, Willem Klaassen, 42, en Roeland Johannes van Nispen, achttien, allemaal landbouwer en afkomstig uit Bergen op Zoom. Als achterblijvers werden genoteerd: Jans vader Jan Langenberg te Bergen op Zoom, Willems vader Jacob Klaassen in de Poorterij van Bergen op Zoom en Roelands stiefvader F. Elsakers te Bergen op Zoom. Met laatste werd Philippus van Elzakker bedoelt, een weduwnaar die hertrouwde met Roelands moeder Antonetta Laurina Jalink. Beiden hadden toen acht kinderen, dus reken maar uit wat een groot samengesteld gezin dit was. Willem Klaassen werd op 18 mei 1872 geboren in de Bergse Potterstraat, als zoon van landbouwer Jacobus Klaassen en de Ossendrechtse Catharina de Dooij. Hij was ongehuwd toen hij met Roeland, Jan en Maria naar Amerika emigreerde. In het aankomstregister werd vermeld dat zij alle vier zelf voor hun reis betaald hadden, en ook allen naar Reynolds gingen, om in te wonen bij een vriend; ene Van Mansfeld. En da’s een naam die niet onbekend is in de Bergse hovenierskringen indertijd. Het gaat waarschijnlijk om Laurens van Mansfeld, een Bergse landbouwer die op zijn 27ste naar Amerika vertrok. Hij kwam op 12 maart 1910 aan op Ellis Island met het schip de Lapland vanuit Antwerpen. Laurens maakte deel uit van een grote groep die bestond uit twee families uit Velsen en wat jongemannen uit o.a. Druten en Haarlem. Zij gingen allemaal naar ene Van den Heuvel in het piepkleine dorpje Butler in Minnesota. Daar lijkt het hele Amerika-verhaal dus te beginnen.

Uit de Nieuwe Tilburgsche Courant, 7 maart 1914. (Afbeelding: Nationaal Archief)

Afbeelding: The Statue of Liberty-Ellis Island foundation, inc.

Noord-Dakota is een vrij stereotype ‘mid-western‘ staat. Het ligt op de Great Plains, met ten westen de Rocky Mountains, ten noorden Canada, ten oosten de Grote Meren en zuidwaarts nog meer vlakte. Tegenwoordig heeft het een kleine 700.000 inwoners en een agrarisch karakter. Het gebied was tot 1803 onderdeel van het Franse Louisiana, maar toen nog grotendeels onbevolkt. Vanaf de jaren 1870 ging de Amerikaanse federale overheid land uitgeven aan immigranten, werden er spoorlijnen gelegd en werden de grootste plaatsen gesticht. Net als in het grootste deel van de centrale VS kwamen daar vooral Duitse immigranten op af, naast Amerikanen die uit de staten aan de oostkust kwamen. Echter, in Noord-Dakota en het aangrenzende Minnesota ontstond ook een flinke Noorse gemeenschap, iets wat te zien is op de overzichtskaart bovenaan dit artikel. 

In de tijd dat de Bergenaren naar Dakota gingen lag de situatie iets anders. Noord- en Zuid-Dakota waren sinds 1889 geen territoriums meer, maar volwaardige staten. Het meeste land was, planmatig, in cultuur gebracht, iets wat we vandaag de dag nog kunnen zien door het gigantische schaakbordpatroon in het landschap. Dat wilt niet zeggen dat er geen nieuwe gemeenschappen meer ontstonden. Reynolds werd in 1883 gesticht op de grens van twee ‘counties‘. Counties kunnen, zover ik vanuit een klein beetje staatkundige kennis kan zeggen, het beste tussen gemeenten en provincies geplaatst worden. De oostelijke grens van de staat, die met Minnesota, wordt gevormd door de Red River of the North, of in het Frans La Rivière Rouge du Nord. Deze rivier stroomt richting het Meer van Winnipeg in Canada, ondanks dat de regio ingeklemd wordt door de Mississippi en een zijrivier daarvan. De twee counties waar Reynolds in ligt zijn Grand Forks en Traill

Afbeeldingen: Google.

Afbeelding: Project ‘Chronicling America: Historic American Newspapers’, Library of Congress te Washington D.C.

Pagina 12 van de avondkrant ‘Grand Forks Herald’ van 3 juli 1916 was een soort grote advertentie voor het dorp. De tekst begint met:

“Eén van de meest vooruitstrevende steden in het gehele noordoosten is Reynolds, een levendige zakenstad gelegen op de grens tussen de counties Grand Forks en Traill. Reynolds staat door het hele Noordwesten bekend voor haar vooruitstrevendheid en door haar ongeëvenaarde ligging in het midden van het rijkste deel van het beste landbouwgebied ter wereld. Door haar ligging aan de hoofdlijn van een grootse transcontinentale spoorweg heeft ze de uitgelezen kans om uit te groeien tot een stad van aanzienlijke grootte. Reynolds heeft nu al haar reputatie gevestigd als één van de meest vooruitstrevende steden in het Noordwesten en de schoonheid en modernisering van de plaats hebben veel betekend voor het aantrekken van mensen op zoek naar een schone en mooie plaats om hun thuis te stichten.”

Leuk als advertentie, maar laat ik zeggen; geen genuanceerde journalistiek. Het dorp had twintig jaar eerder, in 1896, al haar hoogtepunt qua inwoners ooit bereikt: zeshonderd mensen. Anno nu zijn de straten nog altijd onverhard, en is de bevolking bijna gehalveerd ten opzichte van eind 19de eeuw. Op zoek naar de Bergenaren in een boek ter ere van ‘t honderdjarig bestaan van Reynolds vond ik nogal wat sporen die wijzen naar het Noorse karakter van de bevolking, waar deze regio zoals ik eerder schreef om bekend staat. In het boek helaas geen vermelding van een Akkerman, Van den Heuvel, Van Mansfeld, Withagen, Van Nispen of Klaassen. Het bestaan in Amerika moet voor hen vrij vluchtig opgebouwd zijn.. of misschien juist niet.

Willem Klaassen kwam terug op 29 december 1915. Hij werd toen ‘ambtshalve’ ingeschreven op het adres van zijn ouders; hetzelfde adres aan de Moerstraatsebaan 99 te Bergen op Zoom vanwaar hij ‘t jaar daarvoor vertrok. ‘Ambtshalve’ wil zeggen dat hij niet op ‘t gemeentehuis was komen melden dat ‘ie weer terug was, maar ik vermoed dat hij wel een ambtenaar tegengekomen was, want er werd vermeld dat hij terugkwam uit Reynolds, dus niet ‘Reinholtz’. Willem overleed op 5 juni 1933 te Bergen op Zoom, 61 jaar oud. Hij was toen tuinknecht van beroep, en was ongetrouwd gebleven. Amerika was geen succesverhaal gebleken voor Willem. Of misschien kon hij de boerderij van zijn vader overnemen?

Roeland Johannes van Nispen komt niet meer voor in de Bergse archieven sinds hij op 4 mei 1914 werd vrijgesteld voor de dienst vanwege broederdienst. De ironie wil dat hij daar in de VS niet mee wegkwam, of zo lijkt het althans. Op 5 juni 1917, net ná dat de VS mee ging doen, wordt hij als Roland van Nispen vermeld op een registratiekaart voor de Amerikaanse militaire dienst ten behoeve van de Eerste Wereldoorlog. Hij was toen 22, slager (wat overeenkomt met zijn beroep zoals dat in Bergen op Zoom vermeld werd) en niet van essentieel belang als kostwinner voor een familielid, wat evident is. Roeland woonde op dat moment in Moorhead, Minnesota, op 4th Street North 123 aldaar. Moorhead ligt aan de Red River of the North aan de oever tegenover Fargo, de grootste stad in Noord-Dakota. Ik heb het eerder vermeld hierboven als plaats waar Laurens van Mansfeld heentrok; da’s dus geen toeval. Roeland ging in ieder geval nog twee keer op en neer. Op 24 mei 1916; hij woonde toen in Moorhead en had Ant’ van Nispen en Jean Badis als kennissen. En op 22 mei 1922, kennissen waren toen Jack Moorhead en F. Wakhee (zijn zwager, woonachtig te Harderwijk), ook toen woonde hij te Moorhead, op 4th Street 223. Daarna heb ik niets meer kunnen vinden.

De registratiekaart. Let op het hoekje linksonder, dat afgescheurd moest worden als de geregistreerde zwart was. Mogelijk wilde men hen in eerste instantie een andere functie geven, zoals in de Amerikaanse burgeroorlog. Andere tijden.. (Afbeelding: Amerikaanse kaarten op het dienstplichtregister t.b.v. de Eerste Wereldoorlog, 1917-1918, via de Mormoonse kerk)

Walters zwager Johannes Walterus Langenberg kwam op 14 februari 1920 terug in Bergen op Zoom, vanuit New York. Hij was op dat moment koopman in groenten en fruit en ging wonen op Sint Antoniusstraat 23. Opvallend was dat hij alleen terugkwam. En inderdaad: op 17 juni 1920 trad hij te Bergen op Zoom in ‘t huwelijk met Catharina Petronella Musters, veertig jaar, weduwe van Jacobus Withagen en dochter van Cornelis Musters en Helena Nuijten. Dat kan enkel betekenen dat Walters zuster Maria was overleden, en wel in de VS. In de huwelijksbijlagen van het huwelijk Langenberg-Musters is meer te vinden. Daarin moest tenslotte bewezen worden dat Jan weduwnaar was. Men had hiervoor contact opgenomen met John Vennema, consul-generaal op het Nederlands consulaat in Chicago. Hij stelde al in april van dat jaar een akte op waarbij hij aangaf vertrouwen te hebben in wat er opgehaald zou worden door John Murphy, notaris voor Grand Forks county. Deze notaris Murphy was op weg gegaan naar de pastoor van Reynolds om een verklaring op te halen. En die werd ook gegeven:

“Priester F.A. Meyer, pastoor van de parochie Onze Lieve Vrouwe van de Altijddurende Bijstand in Reynolds, Noord-Dakota, heeft verklaard na een eed erop af te leggen dat mevrouw Maria Langenberg overleden is in Reynolds, Noord-Dakota, VS op 25 september 1917 en werd begraven in Reynolds, Noord-Dakota in mijn (de pastoor, ^JB) bijzijn, op 27 september 1917.”

Dit is dan bewijs, zou je zeggen. Maar het tegendeel is waar. De pastoor sprak namelijk over mevrouw Langenberg in plaats van de meisjesnaam Withagen te gebruiken. Dat was in de VS vrij gebruikelijk; ook op de lijsten van Ellis Island werd Maria ‘Langenberg’ genoemd. In Nederland was dat dus niét gebruikelijk. Dus, en het is haast geen verrassing, wat volgt is een sterk staaltje Nederlandse bureaucratie. Volgend document in de bijlagen is een request van de rechtbank in Breda. Zij gingen zich ermee bemoeien nadat de Bergse ambtenaar van de burgerlijke stand weigerde het huwelijk te sluiten, omdat hij geen Withagen zag staan in de verklaring van de pastoor. Daarbij was er ook met het handschrift van de pastoor geschreven in het trouwboekje van Jan en Maria, en dat vond hij verdacht. De procureur van de rechtbank zette de paspoorten en het trouwboekje (laatste was dan weer geen wettig bewijsstuk voor de seculiere overheid) op een rij en sprak van een gewoonte in ‘engelschsprekende landen’ om een gehuwde naam te gebruiken. Hij zag geen problemen. Daar kwam dan nog een stuk van de officier van justitie bij, die de ambtenaar begreep en aangaf dat het huwelijk niet kon doorgaan. Men moest maar opnieuw iemand naar de pastoor van Reynolds sturen om daar opnieuw een verklaring op te stellen, maar nu een waarin hij Maria geen Langenberg maar Withagen noemde. Daar was de rechter het niet mee eens. Hij vond de huidige verklaring afdoende. Een geluk voor Jan Langenberg was dat hij wegens onvermogen geen proceskosten hoefde te betalen. 

Jan Langenberg kon trouwen, en verhuisde met zijn vrouw en drie stiefkinderen, die de zelfde achternaam droegen als zijn wijlen eerste echtgenote, naar de Koevoetstraat 11. Daar werd op 9 juni 1921 zijn zoon Johannes Cornelis Langenberg geboren. Op het eind van zijn leven was Jan tuinbouwarbeider, hij overleed op 26 oktober 1944 te Bergen op Zoom, 64 jaar oud.

Uit de huwelijksbijlagen uit 1920. De verklaring van de Amerikaanse pastoor rechts werd ook nog eens bevestigd door het ministerie van Buitenlandse Zaken te ‘s-Gravenhage, naast al geaffirmeerd te zijn door de notaris van Grand Forks en de consul-generaal in Chicago. (Afbeeldingen: Huwelijksbijlagen Bergen op Zoom 1920-1922 via Familysearch, Mormoonse kerk)

Afbeelding: Huwelijksbijlagen Bergen op Zoom 1920-1922 via Familysearch, Mormoonse kerk.

We gaan terug naar Walter. Ik vermoed dat hij eveneens in 1915 thuiskwam; zie de aantekening in zijn militair dossier hierboven. Hij moest nog tijd uitdienen. Ik kom hem weer tegen op een heugelijke dag: zijn trouwdag. Walter trouwde op 15 februari 1917 in Steenbergen met Anna Maria Buijzen. Hij was op dat moment landbouwer en woonde te Bergen op Zoom. Getuigen waren Leonard Johannes Buijzen, 26, timmerman, broer van de bruid, woonachtig in de gemeente Steenbergen, Marijn van Herel, veertig, arbeider, neef van de bruid, woonachtig in de gemeente Steenbergen, mijn betovergrootvader Adrianus Franken, voerman, 43, woonachtig te Bergen op Zoom en Cornelis Bruijs, 43, hovenier, woonachtig te Bergen op Zoom.

Wat achtergrond over de familie Buijzen. Anna Maria werd geboren op 14 november 1887 om één uur ‘s nachts op E22 te Steenbergen, da’s op de Welberg aldaar. Getuigen waren Daniël van Agtmaal, 34, arbeider en Cornelis Antonius van der Riet, 26, sigarenmaker, allebei woonachtig in diezelfde gemeente. Zij was een dochter van Leendert Buijzen en Laurina Dekkers. Leendert werd geboren op 30 september 1856 te Steenbergen, zoon van timmerman Leendert Buijzen (*gem. Steenbergen, 14/7-1821, ✞ aldaar, 31/7-1884) en voormalig dienstbode Maria Cornelia Laanen (*Wouw, 22/12-1823, ✞Bergen op Zoom, 10/6-1891). Laurina werd geboren op 8 januari 1853 te Steenbergen, dochter van arbeiders Marijn Dekkers (*Roosendaal, 11/2-1801, ✞ gem. Steenbergen, 26/1-1889) en Anna van Reijen (ged. Steenbergen, 17/9-1810, ✞ aldaar, 8/3-1880). Op 28 januari 1887 traden Leendert en Laurina in ‘t huwelijk te Steenbergen, met afkondigingen op 16 en 23 januari van dat jaar. Getuigen waren Ludovicus Adrianus Tholhuijsen, 31, huisschilder, zwager van de bruidegom, Frederik Pieter van Alphen, 71, zwaakwaarnemer, ‘behuwd neef’ van de bruidegom, Willem Marcelis de Vos, 54, tapper en Jan Baptist de Vree, 34, tapper, zwager van de bruidegom. Al de getuigen woonden in de gemeente Steenbergen & Kruisland. De laatste naam moet u even onthouden, die komt later terug.

Dochter Anna Maria werd dus later dat jaar geboren op E22. Wijk E was volgens de wijklijst van 1889 ‘het geheelen Oudeland en den Welberg, met inbegrip van den Bergschen weg, vanaf de Ligne en de Olmendreef’. E22 was toen op de Welberg, maar werd niet bewoond door Leendert Buijzen en was ook niet zijn eigendom. Het bevolkingsregister laat zien dat het gezin in de periode 1887-1900 ook nog op E41 en E24 woonde, in die volgorde. Het lijkt er ook op dat zij nog één ander kind kregen; zoon Leonard Johannes Buijzen, geboren op 23 maart 1890 op de Welberg. In de wijklijst van 1889 is Leendert wél terug te vinden op nummer 41, ook op de Welberg. Althans, dat pand bewoonde hij maar was eigendom van de weduwe Adr’ Wijnen, 41a en 41b waren wél zijn eigendom maar werden bewoond door respectievelijk Jan Baartmans en Jan Bastiaanse. In de periode vanaf 1900 woonde het gezin op E24, E49 en E55. Vermeld werd dat zij bij de tiende volkstelling ambtshalve uitgeschreven werden. Op 23 maart 1890 werd in de gemeente Steenbergen het tweede kind van het echtpaar Buijsen-Dekkers geboren; Leonard Johannes Buijzen. Dat was om elf uur ‘s morgens op wijk E nummer 21. Getuigen waren Kornelis Jan Raats, 33, timmerman en Cornelis Antonius van der Riet, 29, sigarenmaker, beiden woonachtig in de gemeente Steenbergen. Ik zal later aan Leonard refereren als ‘zwager’, Leonard of met een achternaam gespeld als ‘Buijsen’.

Het echtpaar Withagen-Buijzen op een foto gemaakt in Amerika, waarschijnlijk niet lang na hun vertrek in de jaren ’20. (Afbeelding: dhr. en mevr. McCarthy, Wisconsin)

Afbeelding: D. Koevoets.

In het bevolkingsregister van de gemeente Steenbergen 1880-1900 (Afbeelding: WBA Bergen op Zoom)

In de Steenbergse wijklijst van 1889. (Afbeelding: WBA Bergen op Zoom)

Walter en Anna Maria werden ingeschreven op de Welberg, wijk E nummer 55, op 7 november 1917. Dat was de dag dat hun dochter Laurina Maria Withagen geboren werd. Dat was op datzelfde adres om half tien ‘s morgens. De aangifte werd gedaan door vader Waltherus Withagen, op dat moment dertig en arbeider, met als getuigen Frans Pieter Bogers, 73, tapper en grootvader Leendert Buijzen, 61, timmerman, allen woonachtig in de gemeente Steenbergen. Het lijkt erop dat E55 in het buurtschap ‘de Overval’ was, ten noorden van de Welberg, óf de Welberg zelf, althans, volgens de wijklijsten van rond 1915. Een paar dagen na Laurina’s geboorte hield Walter het voor gezien in Steenbergen; op 13 november ging hij terug naar Bergen op Zoom. Zijn vrouw en dochter volgden op 24 november. Daar woonden ze in de Auvergnestraat op nummer 6, tot 24/9-1918, toen gingen ze allemaal weer terug naar de Steenbergse wijk E, dit maal op nummer 52. Daar werd hun tweede dochter geboren: Maria Leonardus, op 30 januari 1919 om zeven uur. Het lijkt erop dat zij hun tweede kind naar grootvader wilden vernoemen, maar daarvoor de mannelijke variant op de naam gebruikten.

Deze foto is gemaakt in de Eerste Wereldoorlog. We zien op de bovenste rij helemaal links Anna Maria Buijsen, op de onderste rij vanaf links Leendert Buijsen en Laurina Buijsen-Dekkers. De mannen zijn gemobiliseerde Nederlandse soldaten; gemobiliseerd dus klaar voor een eventuele inval vanuit België. Mogelijk staat zwager Leonard Buijsen er ook tussen. En, wat ook een optie is, is dat de foto laat in de ‘Grote Oorlog’ genomen is, en dat de baby die Laurina vasthoudt haar kleindochter Laurina is; geboren in 1917 in Nederland. Dat zou betekenen dat Wouter al schoonzoon was en mogelijk ook op de foto staat, ik kan hem alleen niet herkennen zonder snor. Let ook op de boerenfox, die had duidelijk vader Leendert als baas. Het huis op de achtergrond is zo te zien een boerderij in een kleipolderlandschap, waarschijnlijk in Kruisland, Welberg of ergens daartussen. (Afbeelding: dhr. en mevr. McCarthy, Wisconsin)

Ergens rond die tijd werd er een beslissing genomen. Walter ging het opnieuw proberen in Amerika. Ik kan me voorstellen dat het Steenbergse platteland van de jaren ’10 minder kansen bood dan hij in de VS had gezien. Kansen op een eigen houten huis, eigen grond, oneindig meer ruimte. Hij kende nog, via de groep Bergenaren met wie hij vijf jaar eerder ging, mensen in Minnesota. Hij kende zelf Noord-Dakota goed, inmiddels. Hij wist de weg en had wel een idee hoe hij voor zijn gezin een leven kon opbouwen daar. En niet alleen voor zijn gezin; hij nam zijn zwager Leonard Buijzen en zijn schoonmoeder Laurina Buijzen-Dekkers mee. Schoonvader Leendert Buijzen lijkt op dat moment bij zijn zwager Jan Baptist de Vree in Kruisland ingetrokken te zijn. Jan Baptist de Vree was op 7 mei 1880 te Halsteren getrouwd met Leenderts zuster Adriana Cornelia Buijzen. Hij kwam oorspronkelijk uit ‘t Antwerpse Berendrecht, maar kwam als minderjarige naar Steenbergen toen zijn verweduwde moeder hertrouwde met een Steenbergenaar.

De Bergse Auvergnestraat richting de Vier Winden, 1910. (Afbeelding: WBA Bergen op Zoom)

Afbeelding: D. Koevoets

Anna Maria stuurde op rond 28 april bovenstaande ansichtkaart naar haar vader, die op dat moment al woonde bij J.B. de Vree in Kruisland. Ze schrijft over hoe ze goed zijn aangekomen, in Antwerpen dan, lijkt me. Verder meldt ze: “kom maar vlug, het is gemakkelijk genoeg”. Vanuit Antwerpen kon men de overtocht maken met de beroemde ‘Red Star Line’, ook wel ‘Société Anonyme de Navigation Belge-Américaine’. Deze maatschappij voer voornamelijk op New York en soms op Philadelphia. In ‘t Stad gingen zij aan boord van de SS Finland, een Amerikaans-Brits schip uit 1902, dat op dat moment voer voor de Red Star Line. Op 9 mei kwamen ze aan op Ellis Island. Geregistreerd werden Walterus Withagen, landbouwer, 32, blond haar blauwe ogen, Johanna Withagen, 32, blond haar grijze ogen, zijn huisvrouw, Laurina Withagen, twee, blond haar blauwe ogen, Maria Withagen, één, blond haar blauwe ogen, en Laurina Dekkers, 66, bruin haar bruine ogen, huisvrouw. Geen van hen hadden gebreken. Als achterblijver werd net als in 1914 oma Maria Withagen in Bergen op Zoom vermeld. En; opvallend, zij gingen naar vriend J. Langenberg in Southard, Noord-Dakota. Het is niet te bewijzen dat dit Wouters zwager van eerder is. Naar mijn informatie woonde die toen weer in Bergen op Zoom met zijn tweede vrouw..

Waarschijnlijk ergens anders op het schip zat zwager Leonard Buijsen. Hij zou aangekomen zijn met de SS Finland op 9 mei 1920, wat verbeterd werd naar 10 mei 1920. Ook hij ging naar J. Langenberg, in “Southark” in Noord-Dakota. Nog het meest opvallende is dat Willem Klaassen ook op dit schip zat. Dezelfde Willem Klaassen als eerder beschreven. Het is me inmiddels bekend dat hij niet in Amerika eindigde, maar klaarblijkelijk is hij wel op en neer gereisd; en kwam hij terug met de familie Withagen en Leonard Buijsen. Klaassen ging niet naar J. Langenberg, maar weer naar Reynolds, naar J.C. Akkerman. Dat is waarschijnlijk dezelfde Akkerman als waar het groepje Bergenaren in 1914 heen ging. 

Wouter en Anna Maria op pasfoto’s. Dit zijn de pasfoto’s zoals gebruikt op hun paspoort voor hun reis. (Afbeeldingen: dhr. en mevr. McCarthy, Wisconsin)

Het is, in vergelijking met de mensen die in 1914 bij Wouter op het schip vanuit Rotterdam zaten, leuk om te zien hoe mensen van allerlei pluimage de overtocht maakten vanaf de Antwerpse kaaien. Ongeveer een kwart van de mensen die met Red Star Line emigreerden zou joods zijn, wat ook op deze passagierslijsten goed te zien is aan het aantal Oost-Europeanen aan boord. Op de lijsten zien we bijvoorbeeld Alfons van Cleemput uit Sint-Niklaas, de familie Kanter uit Makov in Polen, de familie Raes uit Gent, de Servische familie Regbanovicz uit Klaticze in Hongarije, Emma en Georgina Bossuyt uit het West-Vlaamse Emelgem, Maria van Lil uit Mechelen, Georg Bruyneel uit Waregem, fransman Adolf Tillemans uit Manage, Frans en Helena de Wolf uit Doel, Jaak van den Broek uit Zundert, Johan W. van Leeuwen uit ‘Wallruggo’ in Nederland, Laurens van Dijke van het Zeeuwse eiland Sint-Philipsland, de grote familie De Joung, de joodse familie Eber uit Warschau, Anke Akerman uit Narrum, Jan en Pierre Lemagie uit ‘t Waalse Marcinelle, de familie Sand uit Willebroek, Piet van Doorne uit Amsterdam, Jan Sienie uit Bussum, Gustaf de Ryckere uit Blankenberge, Edward en Adolfine Waeghe uit ‘t Amerikaanse Weston, Gustaf Hillaert uit Gent en Victor en Germaine Vandecaveye uit Lichtervelde.  (Afbeelding: The Statue of Liberty-Ellis Island foundation, inc.)

De Withagens hadden als bestemming Southard, of Southark in de registratie van Leonard Buijzen. Van Southark is sowieso geen sprake in Noord-Dakota; een korte google op Southard levert alleen het adres van een jaknikker op. Ik heb hiervoor gebeld met het archief van de staat in de hoofdstad Bismarck, daar gaf men aan dat de bestemming mogelijk verkeerd vermeld is door medewerkers op Ellis Island en dat het South Heart kan zijn. South Heart ligt in Stark County, in het zuidwesten van de staat, meer richting de Rocky Mountains. Hoe dan ook; het lijkt er niet op dat ze erg lang in Southard bleven, of er misschien wel ueberhaupt aankwamen. Niet veel later stuurde L.J. Buijsen, Leonard junior dus, een kaartje naar Kruisland (zie hieronder) vanuit Hillsboro, Noord-Dakota. Hillsboro ligt in Traill county, en dat kennen we nog als de county onder Grand Forks in het oosten van de staat. Wikipedia omschrijft het als een ‘bedroom community’, een Amerikaanse term voor forenzenstad, halverwege twee stedelijke gebieden; Groot Grand Forks en Fargo-Moorhead. Op de kaart staat “filling the silo on Elmwood Farm, Hillsboro N.D.”, oftewel het vullen van de silo op de boerderij Elmwood. Elmwood is de naam van een begraafplaats bij ‘t stadje, net aan de overkant van de Goose River, de boerderij zal er misschien ergens in de buurt gelegen hebben. Overigens ligt dit allemaal op zo’n 32 kilometer van Reynolds, en dat is geen toeval. Er zullen nog wel een hoop bekenden in de buurt gewoond hebben, en ik kan me voorstellen dat Wouter en zwager Leonard afwisselend bij verschillende boeren in de omgeving werkten. 

Wat staat er met potlood in de linker bovenhoek? “Hoe is u aangekomen?” en dan iets met koffie.. (Afbeelding: D. Koevoets)

Ik vermoed dat de reis naar Noord-Dakota langs Cleveland, Ohio voer, en dat de familie daar een aantal ansichtkaarten gekocht had. Er komen er nog meer voorbij. (Afbeelding: D. Koevoets)

In september 1920 kwam grootvader Leendert Buijsen bij hen wonen. Van hem kan ik met geen mogelijkheid een document vinden m.b.t. zijn reis, maar ik weet toch zeker dat hij kwam. Dat getuige vooral een derde ansichtkaart aan J.B. de Vree van 30 september 1920, waarin Anna Maria verteld over zijn tocht:

“Geachte familie, met deze laat ik u weten dat vader in goede staat is aangekomen daar wij weer blij waren hem weer te zien, en de reis is ook goed gegaan. Vader Koeman heeft hem te huis gebracht. Vader ziet er heel goed uit en Tant, duizend maal bedankt voor uw goed en voor de kinderen. Vader zal op zijn gemak een brief schrijven. Verder de beste groeten van heel de familie en vooral van vader.”

Een paar dagen later, op 2 oktober 1920, kwam er nog een. Grootvader Leendert was aan ‘t werk voor de pastoor en leek vrij snel te wennen aan Amerika:

“Geachte familie, met deze kaart laat ik u weten als dat het vader hier zo goed bevalt. Het is hem zo meegevallen, hij heeft het zo goed naar zijn zin. Hij is al gaan werken bij de pastoor, op de boerderij van de pastoor. En vader (..) is al op komst, die komt altijd twee dagen later. De pastoor heeft er al tijdig van gehad tante. (..) de pastoor komt naar Holland daarop naar allerzielen zodus de andere maand verder. De beste groeten voor allen.”

Op z’n kop werd er bijgeschreven: “Het ander is Hillsboro N.D. Noord-Amerika, een brief volgt, dit is onze kerk en pastorij.” Die kerk bestaat niet meer. De website van de parochie omschrijft hoe de rooms-katholieke gemeenschap in deze regio voornamelijk eerst bestonden uit Ieren, en later katholieke Duitsers. In Hillsboro is er nog een episcopaalse kerk (oftewel Anglicaans), en twee lutheraanse kerken, die de grote Noorse gemeenschap bedienen. De kerk hieronder, de Sint Rosa van Limakerk, is gebouwd in 1915, en was dus vrij nieuw toen Wouter en Anna Maria er kwamen. Ze is in 1977 gesloopt en vervangen door een nieuwe kerk van, laat ik zeggen, Amerikaanse proporties, aan de zuidkant van het stadje. De parochie schrijft ook over hoe tot 1915 er geen pastoor was, maar er een kwam vanuit Reynolds. Da’s dan misschien wel pastoor Meyer die Wouters zuster in 1917 had begraven. In ieder geval was de eerste pastoor van het stadje pastoor Koelman. En dat is de pastoor waar Anna Maria over schrijft in haar brief van 30 september 1920. 

Pasfoto’s van opa en oma. Links Leendert Buijsen, rechts Laurina Buijsen-Dekkers. Aan het stempel op de foto rechts te zien waren dit portretjes die gebruikt zijn in paspoort of immigratiedocumenten. (Afbeelding: Little Chute Historical Society)

Afbeelding: D. Koevoets

Afbeelding: Project ‘Chronicling America”, Library of Congress, Washington D.C.

Ergens in de winter van 1920 op 1921 is de familie oostwaarts verhuisd, naar Minnesota. Wouter komt voor op een lijst van belastingplichtigen over 1921 (zie bovenaan de tweede kolom), in de Finstalige krant ‘Uusi Kotimaa’ van 24 januari 1922. Vanaf de 19de eeuw waren lokale kranten in de taal van een bepaalde gemeenschap vrij gebruikelijk, en in Minnesota en het noorden van Wisconsin en Michigan is een vrij grote Finse gemeenschap. Uit het telefoongesprek wat ik had met het archief in Bismarck heb ik ook geleerd wat ‘townships’ zijn. Een staat is onderverdeeld in counties, counties zijn onderverdeeld in townships en townships zijn onderverdeeld in secties van elk één vierkante mijl groot. Op zo’n 160 kilometer ten zuidoosten van Hillsboro ligt Otter Tail county, in de staat Minnesota dus. Minnesota kende ik vooral van Minneapolis, de grootste stad, als thuishaven van Prince. Gelegen ten westen van de Grote Meren is de staat een stuk ouder dan de Dakota’s, het trad in 1858, dus voor de Amerikaanse burgeroorlog, al toe tot de VS.

Otter Tail county ligt in het westen van de staat, in een landschap wat zich kenmerkt door akkers, vrij lage loofbossen en meren, systematisch in cultuur gebracht in onregelmatige ‘vakken’, op het noorden gericht. Er is net als in Noord-Dakota een landklimaat, warme zomers, ijskoude winters. In totaal wonen er 58812 mensen, iets minder dan in Bergen op Zoom, op een oppervlakte wat net een paar honderd vierkante kilometer groter is dan Noord-Brabant. Paddock township heeft 323 inwoners, ze werd opgericht in 1882 en vernoemd naar de eigenaar van een zagerij, L.A. Paddock. In de buurt liggen Butler township, met 315 inwoners, zij werd in 1883 opgericht en vernoemd naar Stephen Butler, een lokaal overheidsman, en Sebeka, een stadje in Wadena county op zo’n vijftien kilometer van Paddock. Sebeka heeft nu rond de 675 inwoners, en had in de jaren ’20 al een centrumfunctie. De naam van het stadje doet wat indiaans aan.. misschien komt ze wel uit het Ojibweg, de taal van de oorspronkelijke bewoners van dit gebied. Dat Wouter en zijn familie in dit gebied kwamen wonen is eveneens geen toeval. Het naastgelegen township Butler was de woonplaats van ene Van den Heuvel in 1910, toen Laurens van Mansfeld, de eerste Bergenaar uit het rijtje van emigranten bij hem ging inwonen. Ook dit wijst erop dat de contacten die gelegd werden in de jaren ’10 er nog altijd waren tegen 1921. Op 30 september 1921 werd in hun nieuwe woonplaats hun derde dochter geboren; Anna F. of Anna Alima Withagen. 

In de jaren daarna vond de familie haar plek in Minnesota, vader Wouter, moeder Anna Maria, grootouders Leendert sr. en Laurina, dochters Maria, Laurina en Anna, en zwager Leonard jr. in de buurt. De familie zal hun eigen boerderij met grond hebben gehad, dat blijkt uit de lijst van belastingplichtigen uit de krant van 1922. Een detail van die boerderij zien we vermoedelijk op onderstaande foto. Deze werd waarschijnlijk meegestuurd met een kaart die Leendert Buijsen sr. in 1924 stuurde naar zijn zus en zwager in Kruisland. Hoe dat gedaan werd is dan even de vraag; want vooralsnog zijn alle kaarten uit deze periode afgestempeld en dat wil dus zeggen dat er geen envelopje omheen zat. Echter kan het natuurlijk zo zijn dat de reeks kaarten niet compleet is, of dat ze bij een kaart aan een ander familielid gevoegd was en later in Kruisland terecht kwam. Tenslotte lijkt het me dat oma Withagen, mijn betbetovergrootmoeder Maria Withagen-Withagen, ook wel kaartjes kreeg voor ze in 1927 overleed..

Op het paard de drie dochters Withagen, zo te zien ook in ‘volgorde’ van leeftijd. Rechts Anna Maria Withagen-Buijsen. En misschien is het gebouw links wel de boerderij in Paddock waar zij woonden.. (Afbeelding: D. Koevoets)

Afbeelding: D. Koevoets.

Het lijkt erop dat de familie tegen 1925 al plannen maakte om het elders te gaan zoeken. Het probleem is dat het registreren van bevolking in de VS iets anders gaat dan we hier gewend zijn; er is om de tien jaar een census. Aankomend jaar bijvoorbeeld. Dat betekent dus ‘snapshots’, in plaats van een doorlopende registratie van verhuizingen en adressen. Ook geboorteakten zijn niet altijd voor handen. Dat betekent dat het dus een beetje gokken is af en toe, aan de hand van akten die er wél zijn en de plaats die daarop vermeld staat. Nu gaat het met het stapeltje ansichtkaarten erbij best aardig in dit geval, maar het echt heel precies zeggen is lastig. In ieder geval ging de familie in 1926 (of misschien wel 1925, ik kon niets vinden wat wees op een datum van vertrek) op bezoek in Nederland, en het lijkt erop dat zij daarna niet terugkeerden naar Paddock, maar naar een nieuwe locatie in de staat Wisconsin. En het lijkt erop dat opa later achterop kwamen dit keer. De terugreis was in ieder geval op 31 maart 1926 (‘t stempel is van 1 april). De familie had een plekje geboekt aan boord van de ‘Paris’, een Frans schip dat voer vanuit de Normandische havenstad Le Havre. Daar ging dus eerst een flinke treinreis aan vooraf. De ‘Paris’ staat ook afgebeeld, met omschrijving, op de kaartjes die de kinderen stuurden naar opa in Kruisland. (Afbeeldingen: D. Koevoets).

“Geachte vader en familie, met deze dat wij goed aan de boot zijn gekomen. Gegroet L. Buijsen” (zwager Leonard Buijsen jr.)

Op 8 april kwam men aan op Ellis Island. Genoteerd werden Waltherus Withagen, 39, landbouwer met vrouw Johanna Withagen, 38, huisvrouw, dochter Laurina Withagen, acht, Maria Withagen, zeven, Anna Alima Withagen, vier en zwager Leonard Buijsen, 36, landbouwer. Bij Laurina en Maria werd een stempel ‘under 10’ geplaatst, wat wees op hun minderjarig zijn. Bij Anna Alima werd een ander stempel gezet, en dat is mogelijk omdat zij de enige van de familie was tot dan toe die in de VS geboren werd, en daarmee de enige was met Amerikaans staatsburgerschap. Als achterblijvers werden vader Buysen te Kruisland vermeld bij Leonard jr. en oma Withagen bij de anderen, waarbij een heerlijke poging gedaan werd om de schrijfwijze van ‘Moeregrebstraat‘ over te brengen op de douaneambtenaar. ‘Moergrep St.’ werd het uiteindelijk. Als uiteindelijke bestemming werd Sebeka opgegeven, zoals ik eerder schreef het dichtsbijzijnde stadje bij Paddock township. Toch vermoed ik dat dat niet hun wérkelijke eindbestemming was, ondanks dat er ook werd opgegeven dat het hun thuis betrof.

Oma Laurina Buijsen-Dekkers ging ook met hen mee. Nu staat ze niet op de lijst van Ellis Island, maar toen opa Leendert later kwam werd vermeld dat hij naar zijn vrouw ging, wat dus betekent dat zij toen al in Amerika woonde. Daarbij staat zij met haar zoon Leonard jr. vermeld op een index op gearriveerde immigranten te New York (zie de vijfde afbeelding hieronder). Hieronder drie kaarten (bron D. Koevoets) die een beetje weergeven hoe de reis ging. In New York aangekomen gingen er twee kaartjes uit, één die meegenomen was uit Frankrijk met groetjes van dochter Anna, een ander van Anna Maria. Ze schreef:

“Beminde vader en familie, wij zijn allen goed aangekomen. Als wij een vaste plaats hebben zullen wij u de reis schrijven, nu weten wij nog geen adres. Vele groeten van ons allen, houdt u maar goed.”

Men wist dus nog geen adres! Nu kan het zo zijn dat daarmee een overnachtingsplaats voor onderweg bedoeld werd, maar latere kaarten wijzen erop dat Anna Maria hier sprak over een nieuw woonadres in Wisconsin. Op 13 april 1926 was men aangekomen in Chicago; zwager Leonard schreef toen: 

“Geachte vader en familie, wij zijn op het ogenblik in Chicago. Over een paar dagen zal ik een brief sturen. Vele groeten, L. Buijsen”

Aankomstregister van ‘t schip ‘Paris’ vanuit Le Havre. (Afbeelding: The Statue of Liberty-Ellis Island foundation, inc.)

Index in boekvorm op de New Yorkse Passagierslijsten 1906-1942, via de Mormoonse kerk

Ik blijf nog even bij de ansichtkaarten. De laatste vijf kaarten die ik heb kwamen niet uit Minnesota, maar uit Wisconsin. Op 5 juni 1926 gaan er twee kaartjes uit die gestempeld worden in Kimberly, een voorstad van Appleton. Over die plaatsen zal ik later meer vertellen. In ieder geval lijkt het erop dat de familie zich voor nu in Appleton gevestigd had. Op 5 juni 1926, een paar weken na aankomst, schreven dochters Anneke, Marie en Lois een kaartje naar opa in Kruisland. We zien hoofdstraten in Appleton en de Wisconsinrivier. Ze schrijven:

“Grootvader, er zijn hier veel kinderen om mee te spelen, maar ik zou toch liever met u naar het bos gaan om bessen. Blijf goed gezond, tot ziens, Marie”

en,

“Grootvader, het gaat mij goed. En als ik groter ben kom ik weer eens naar u, dus houd u goed. Anneke.”

en,

“Grootvader, ik leer goed in school en wij zijn bij goede zusters. Houd u goed, dat wij elkander nog zien. Lois”

Bij de laatste schreef moeder of Leendert een oliesteen op zou willen sturen. Deze drie kaartjes zijn voor mij, als ik eerlijk ben, een klein beetje ‘n emotioneel onderdeel van dit verhaal. Een vierde kaart gaat uit op 10 juli 1926. Het is een kaart verstuurd vanuit Kimberly, Wisconsin met een afbeelding erop van het centraal station van Chicago. Men schrijft ‘m namens dochter Anneke, over dat Leendert sr. ook wel eens in dat station geweest was (in 1920), en dat men het zo fijn zou vinden als hij ook kwam. Bijzondere aan deze kaart is dat het erop lijkt dat dit de enige is van de stapel die geschreven werd door Wouter Withagen. En die roepnaam, Wouter, heb ik ook van deze kaart. In ieder geval kunnen we hieruit in ieder geval opmaken dat het nog niet zo zeker was dat grootouders zich weer bij de familie zouden voegen. Maar dat blijkt gelukkig later wel het geval. En niet heel veel later.

Afbeeldingen: D. Koevoets.

Afbeelding: D. Koevoets.

Afbeelding: D. Koevoets.

Leendert vertrok op 11 augustus 1926 naar Amerika met ‘t schip de Volendam van de Rotterdamse Holland-Amerikalijn. Opa Leendert is dan 69 jaar en timmerman van beroep. Vermeld werd dat hij ‘laatst woonde’ in Sebeka, Minnesota, neef J. de Vree had als achterblijver en dat hij naar zijn vrouw ‘Laulina Buysen’ in Sebeka ging. Hij had echter geen kaartje voor de reis, wel meer dan vijftig dollar op zak. Dat ook later in 1926 nog Sebeka als woonplaats vermeld werd, is opvallend, het is vrij duidelijk dat de familie zich in Wisconsin gevestigd had. Leendert is bij aankomst op Ellis Island vastgehouden voor ‘special inquiry’, oftewel nader onderzoek. Dat kan om allerlei redenen zijn, vaak gebeurde het bij vrouwen die alleen reisden of zwanger waren. De afkorting “PHY D PC” werd gebruikt. ‘Phy’ lijkt te duiden op fysiek, ik vermoed een soort van gezondheidsonderzoek omdat hij op zijn zeventigste alleen reisde. Vergeet niet dat zeventig in die tijd ‘wat ouder’ was dan nu, en zo’n bootovertocht was keizwaar. Hij werd onderzocht door inspecteur Johnson en kreeg in totaal drie keer ontbijt, lunch en avondmaal.

De laatste kaart moet even in de kast gelegen hebben, die kwam uit Antwerpen. Ze werd verstuurd op 28 augustus 1926 vanuit Kimberly, Wisconsin. Anna Maria schrijft:

“Beste oom en tante Neel, vader goed aangekomen. Brief volgend. Verder de beste groeten van allen, vooral van vader”

De familie bleef in ieder geval ruim ‘n jaar op die plek. Op 4 oktober 1927 werd in Wisconsin dochter Freida M. (ook Frida) Withagen geboren. Waarschijnlijk werd zij vernoemd naar haar opa Godefridus Withagen. Later dat jaar, op 19 december 1927, overleed in de Bergse Moeregrebstraat Wouters moeder Maria Withagen-Withagen. Hij is niet teruggegaan.

Afbeelding: D. Koevoets.

Afbeelding: The Statue of Liberty-Ellis Island foundation, inc.

Afbeelding: The Statue of Liberty-Ellis Island foundation, inc.

Uit de regionale krant ‘Appleton Post-Crescent’, 18 oktober 1927. De geboorte van dochter Freida wordt kenbaar gemaakt. (Afbeelding: mevrouw A. Paterson, bibliotheek van Appleton)

Je zou toch zeggen dat men na dertien jaar toch best wel wat bijgedragen had aan de VS. In ieder geval indertijd genoeg om Amerikaans staatsburgerschap te krijgen. Ook dat vond plaats in 1927. Wouter en zwager Leonard jr. deden dat op 11 november 1927, Anna Maria bijna een jaar later op 9 november 1928. Op beide momenten woonde men in Appleton, Wisconsin, op R7. Getuigen waren volgens de index M. van Grinsven, Anton Derks, John Boelhower en John Polman. Dat zijn Nederlandse namen, en da’s iets om te onthouden, ik kom later terug op de Nederlandse gemeenschap in Wisconsin. Zover ik kan vinden werden Leendert sr. en zijn vrouw Laurina niet genaturaliseerd, van de oudste dochters Maria en Laurina, geboren in Nederland, denk ik dat dat automatisch ging op het moment dat hun ouders Amerikaans staatsburger werden.

De naturalizatie ging zover ik kan zien in een aantal stappen. Uiteindelijk moest er één akte opgesteld worden aan het eind van het proces, waarin door ‘t lokale gerecht beslist werd of iemand staatsburger mocht worden of niet. Het is een beetje als een Nederlands huwelijk in die tijd tot stand kwam: huwelijksaankondiging gevolgd door een rijtje van vereisten dat afgevinkt moest worden (met bewijs) alvorens men in de echt verbonden werd. Men begon met een intentieverklaring, een document waarin men het proces tot naturalizatie in gang zette. Het lijkt erop dat er voor naturalizatie een bewijs van immigratie via extract van Ellis Island nodig was, en een interview, afgenomen door een bekende van de kandidaat, en dan één die reeds staatsburger was. De documenten bieden veel informatie over uiterlijk, achtergrond, beroepen en adressen. Ik begin met Wouter. Zijn intentieverklaring werd ingediend op 14 mei 1923 in Traill county, Noord-Dakota. Wouter was toen arbeider, 35 en woonachtig in Hillsboro. Zijn uiterlijk werd opgenomen: blanke huidskleur met lichte tint, 1m77 lang, gewicht 75 kilo, donker haar en blauwe ogen. Hij verklaarde over zijn geboorteplaats en zijn huwelijk met ‘Johanna’ Buijsen, en gaf aan geen anarchist te zijn en niet te geloven in polygamie (die laatste twee waren echt een ding, zie dezelfde passage bij de alinea over Ellis Island). Een belangrijke zin in de intentieverklaring was:

“Het is mijn oprechte intentie om voor altijd mijn trouw af te zweren aan welke buitenlandse prins, vorst, staat, of sovereiniteit dan ook, en in het bijzonder Wilhelmina, koningin der Nederlanden, van wie ik nu een onderdaan ben.”

Dat klinkt gewichtig maar ik vermoed dat het de meeste mensen worst was van wie zij een onderdaan waren. Zo’n naturalizatie was vooral erg praktisch. Als getuigen werden opgeroepen Jacques Hendrickx, postbediende, woonachtig te Butler, Otter Tail en Theodore Sweere, boer, woonachtig in ‘R4’ in Perham in Minnesota. Zij zouden verklaren over Wouters karakter en over de tijd dat hij in Minnesota woonde, in de exacte periode van 1 juli 1922 tot 20 december 1925. Niet vergeten: op het moment dat het naturalizatiedossier eenmaal voor de rechter kwam, woonden Wouter en zijn familie al in Wisconsin. Het hoofd van de interviewafnemers van de naturalizatiedienst in Saint Paul, de hoofdstad van Minnesota, vaardigde J.W. Shea af. Shea reisde af naar Perham en nam daar op zaterdag 3 juli 1927 om elf uur ‘s morgens het interview af. Theodore was 54, boer, woonachtig in Butler, Minnesota, geboren in Nederland en Amerikaans staatsburger. Hij verklaarde Wouter voor het eerst ontmoet te hebben op zijn eigen boerderij in oktober 1920, en dat Wouter van oktober 1920 tot (..) 1925 onafgebroken in de VS woonde. Op de vraag wat hij wist over de verblijfplaats van Wouter antwoordde hij: “voor ik hem ontmoette woonde hij een tijdje in Noord-Dakota. Na 1920 woonde hij vlakbij (..)” Theodore zag hem wekelijks en verklaarde dat hij zeker vond dat Wouter een goede moraal had en zeker aan te raden was als staatsburger. De tweede getuige, Jacques Hendrickx, 37, was ook Nederlander en had een winkel in Butler. Hij verklaarde dat hij Wouter daar in 1920 voor het eerst had ontmoet en hem daarna op wekelijkse basis zag. De antwoorden komen veruit overeen met die van Theodore Sweere. 

Men kon tot geen andere conclusie komen dan dat Wouter goed geschikt was om Amerikaan te zijn. Alles klopte. In de uiteindelijke akte werd vanalles vermeld, van zijn geboortedatum tot huwelijksdatum en wanneer hij naar de VS kwam. Belangrijkste informatie hier was dat hij op dat moment woonde in Buchanan in Outagamie. Zijn beroep was geen arbeider maar ‘helper beater’. Wat dat precies is weet ik niet zo goed, het kan iets met ‘drijven’ betekenen, of misschien bedoelde men iemand die autoschade herstelt. De getuigen bij het uiteindelijke proces, M. van Grinsven en Anton Derks (beiden woonachtig in Kimberly, Outagamie), waren respectievelijk ‘head beaterman’ en ‘beater helper’ van beroep. Die kende hij van ‘t werk dus. In ieder geval is dit een duidelijk verschil met de agrarische beroepen die Wouter eerst had, en hangt het ook duidelijk samen met dat hij in Wisconsin in een meer stedelijke omgeving woonde. 

Afbeelding: Index op naturalisaties in het noorderlijk district Illinois, 1840-1950 (via Mormoonse kerk)

Uit de regionale krant ‘Appleton Post-Crescent’, 9 november 1927. In het artikel ‘negentien mannen en vrouwen in Outagamie worden staatsburger’. Onder hen waren zeven Nederlanders, Cornelius Boelhower, John Boelhower, Jan Jansen, Johannes Slootweg, Rennier Bies, Walter Withagen en Leonard Buijsen, en ‘n Belg: Joseph van Kauwenberg. (Afbeelding: mevrouw A. Paterson, bibliotheek van Appleton)

Op hetzelfde moment kwam ook zwager Leonard Buijsen voor. Wel handig dat dat kon. Zijn documenten zijn vrijwel identiek aan die van Wouter, en da’s niet geheel vreemd: zij waren sinds 1920 ‘samen opgetrokken’. Leonard woonde óók in Buchanan, Outagamie en was eveneens ‘helper beater’ van beroep. Er werden zelfs dezelfde getuigen geïnterviewd; Theodore Sweere en Jacques Hendrickx, en zij gaven ook dezelfde antwoorden als bij Wouter. Ze hadden ‘m ontmoet op de boerderij of in de winkel en zagen hem wekelijks. Op 16 mei 1928 ging Anna Maria op voor naturalizatie, dat dossier was minder dik. Bijgevoegd was wel een bewijs van immigratie. In de uiteindelijke uitspraak van het gerecht werden de woonplaats vermeld: Buchanan, Outagamie county, Wisconsin, en de kinderen: Laurina, geboren op 7 november 1917 in Nederland, Maria, geboren op 30 januari 1919 in Nederland, Annie, geboren op 30 september 1921 in Sebeka, Minnesota en Godfrida, geboren op 4 oktober 1927 in Appleton, Wisconsin. Anna Maria verklaarde getrouwd te zijn met Walter Withagen, genaturalizeerd Amerikaan. Getuigen bij de rechtszitting waren John Boelhower, arbeider, en John Polman, arbeider, beiden woonachtig te Kimberly, Outagamie, Wisconsin.

Het kleine Butler, naast Paddock in Otter Tail county, waar Leonard en Wouter de mensen ontmoetten die over hun getuigden, lijkt een meer Nederlands karakter te hebben gehad dan je zou verwachten. Theodorus Johannes Sweere was geboren in 1872 in Oploo in de Oost-Brabantse gemeente Sint-Anthonis. Hij was in de jaren ’20 dus boer in Minnesota en zou later westwaarts trekken; hij overleed in 1942 in Carrington in Noord-Dakota. Sweere was getrouwd met Johanna Maria van den Heuvel (1864-1926) uit Cuijk, en die naam valt op, omdat een Van den Heuvel in Butler de bestemming was van Bergenaar Laurens van Mansfeld helemaal aan ‘t begin van dit verhaal. Opvallend is dat op de Holy Cross-begraafplaats in Butler veel inwoners van Nederlandse achtergrond begraven liggen, waaronder veel van Sweere (dus niet de hele familie ging naar Noord-Dakota), maar op J.M. Sweere-van den Heuvel na geen van die familie. Jacques Antoine Hendrickx was de oudste van de twaalf kinderen van het echtpaar Johannes Josephus Hubertus Hendrickx (1862-1928) x Maria Margaretha Timmermans (1862-1937). Hij kwam uit Venlo, zij uit het Noord-Limburgse Beesel. De hele familie was in 1910 geëmigreerd en woonde ten tijde van Wouters naturalizatie al zo’n vijftien jaar in Butler, waar Jacques dus winkelier was.

Over de getuigen in Wisconsin is ook wel wat achtergrond te vinden. Ook hier allemaal Nederlands-Amerikanen van katholieke signatuur. De eerste getuige is waarschijnlijk Martin van Grinsven (1891-1979) uit ‘t Oost-Brabantse Herpen. Hij was getrouwd met Johanna Wilhelmina van den Hoogen (1893-1957), ook uit Herpen, maar dat huwelijk was in 1914 in Kimberly, dus hij woonde al vrij lang in de VS. Dan is er Anton Derks, die ik niet exact kan plaatsen. Wel vond ik een familie Derks die al bijzonder lang in dit gebied woonde. Die familie begon met Henry Derks (1806-1887) uit ‘t Duitse dorp Zyfflich bij Nijmegen. Dat is in het Land van Kleef, een van origine Nederlandstalig gebied in Duitsland. Hij was reeds in 1848 geëmigreerd en woonde al sinds rond 1850 in Wisconsin. Vermoedelijk is hij wel de stamvader van de families Derks in deze regio in Wisconsin. Een familie Boelhower uit Amstelveen woonde in Kimberly rond deze tijd. Eén van de zonen uit deze familie was Johannes Bernardus Antonius Boelhower (1905-1987), priester in een klooster bij Kimberly. Dat kan in principe de getuige John Boelhower zijn, maar die was in 1928 arbeider van beroep. De laatste getuige in dit rijtje was John Polman (1902-1959). Polman woonde toentertijd dus in Wisconsin, maar was getrouwd met Johanna Helena Maria Cornelia (Ann) Sweere (1906-1995), die geboren was in Butler, Minnesota. Zij was een dochter van het echtpaar Hendricus Hubertus (Henry) Sweere (1874-1949) x Wilhelmina van den Heuvel (1872-1946) uit respectievelijk Oploo en Cuijk. En Henry was weer een broer van eerste getuige Theodore Sweere. De connectie hier is geen toeval; ik weet haast zeker dat de familie Withagen al deze mensen kende en ook hun verhuizingen naar het oosten in de loop van de jaren ’20, ’30 en ’40 zal hiermee te maken hebben.

Afbeeldingen: Petitions for naturalization records, Outagamie county, volume 8, certificaten nummer 1401-1505, 1928-1929 (via Mormoonse kerk)

Jacques Hendrickx, op een pasfoto en op een later moment voor het postkantoor annex tankstation in Butler. Dat moet een gebouw zijn wat de familie Withagen ook kende. (Afbeeldingen: B. Moos)

Ergens tussen november 1928 en januari 1930 verhuisde de familie terug naar Paddock in Minnesota. Op 18 april 1930 worden ze namelijk aldaar bezocht door iemand van de census. De census biedt ook een mooi overzicht van de familie op dat moment. Ik kan me voorstellen dat u als lezer een beetje verloren raakt in alle namen en datums die ik noem. Dus bij dezen. Genoteerd werden (en de namen in Amerikaanse variant):

  • Waltherus, Wouter (Walter) Withagen, gezinshoofd, man, blank, 43, dertig bij zijn huwelijk, landbouwer, staatsburger, geboren in Nederland, eerste keer in Amerika in 1914.
  • Anna Maria (Anna) Withagen, echtgenote, vrouw, blank, 42, 29 bij haar huwelijk, zonder beroep, staatsburger, geboren in Nederland, eerste keer in Amerika in 1920.
  • Laurina Maria (Lorraine , Marie of Lois) Withagen, dochter, vrouw, blank, twaalf jaar, schoolgaand, zonder beroep, geen staatsburger, geboren in Nederland, eerste keer in Amerika in 1920.
  • Maria Leonardus (Mary, Marie of Lois) Withagen, dochter, vrouw, blank, elf jaar, schoolgaand, zonder beroep, geen staatsburger, geboren in Nederland, eerste keer in Amerika in 1920.
  • Anna Alima (Annie, Anneke) Withagen, dochter, vrouw, blank, acht jaar, schoolgaand maar had nog niet leren lezen en schrijven, geboren in Minnesota, staatsburger.
  • Freida M. (Frida) Withagen, dochter, vrouw, blank, twee jaar, nog niet schoolgaand, geboren in Wisconsin, staatsburger.
  • Leendert (Leonard) Buijsen, schoonvader, man, blank, 74, was dertig bij zijn huwelijk, kon lezen en schrijven, zonder beroep, geboren in Nederland, voor ‘t eerst in Amerika in 1920, geen staatsburger.
  • Laurina (Lorraine) Buijsen, schoonmoeder, vrouw, blank, 76, was 32 jaar bij haar huwelijk, kon niet lezen of schrijven, zonder beroep, geboren in Nederland, voor ‘t eerst in Amerika in 1920, geen staatsburger.
  • Leonardus (Leonard) Buijsen, zwager, man, blank, veertig jaar, ongehuwd, kon lezen en schrijven, landbouwarbeider van beroep, geboren in Nederland, voor ‘t eerst in Amerika in 1920, staatsburger.

Zij woonden op een boerderij, en die was eigendom van Walter. Zij hadden geen radioset. Allen die in Nederland werden geboren hadden ouders die ook in Nederland geboren werden. De census biedt een mooie inkijk in de directe omgeving, namelijk over de buren. Zo zien we de grote familie van Benjamin en Sofia Samuelson; hij was in Minnesota geboren als zoon van Finse emigranten, zij was Fins maar geboren in Noorwegen. Of nog zo’n grote familie, die van Oscar en Hilja Ewasti. Ook zij waren allebei Fins, en waren in de jaren ’10 geëmigreerd. Verderop het bejaarde echtpaar Leon en Mary Jacob; hij was Frans van geboorte, zij ook Frans maar geboren in Minnesota. Hun zoon was getrouwd met een Amerikaanse en woonde ernaast. Dan John S. en Ella Thon, hij was Noors, zij uit New Jersey en Iers van afkomst. Ze waren ouderen en woonden bij zoon Morris en hun 15-jarige kleindochter uit Oklahoma. Dan nog twee echtparen, een ouder echtpaar John en Nettie R. Rayeroft, hij uit Canada met wortels in New York en Ierland, zij uit Minnesota met wortels in Connecticut en New York, en een jonger echtpaar Elmer en Josephine Vitt van gemengde Russische en Duitse komaf. Kortom: een vrij gebruikelijke bevolkingssamenstelling voor de ‘Mid-West’; Duitsers en Ieren, afgewisseld met een mengeling van allerlei afkomsten. Met als verschil dat ook hier de Scandinavische invloed vrij groot was, en de Finse gemeenschap leek in 1930 nog groeiende te zijn. Wat opvalt is dat er uit de eerste getuigen bij de naturalizaties naar voren komt dat er in Butler veel Nederlands-Amerikanen woonden, maar in Paddock niet echt, althans, niet volgens de census.

De dochters Withagen bij de communie van dochter Frieda Withagen. (Minnesota of Wisconsin), jaren ’30. (dhr. en mevr. McCarthy, Wisconsin)

Afbeelding: US Census 1930, via Mormoonse kerk.

Zonder te kunnen refereren naar ansichtkaarten probeer ik de jaren ’30 in beeld te brengen. Da’s dan dus aan de hand van losse documenten. Oma Laurina Buijsen overleed later in 1930, op 29 juni. Zij werd 77 jaar oud, en werd begraven op de katholieke begraafplaats van het Heilige Kruis in Butler, Otter Tail. Dat was waarschijnlijk ‘t dichtstbijzijnde katholiek kerkhof. Op het grafsteentje werd vermeld: ‘Laurina Buysse’, in registers rondom de begravenen werd ook ‘Dekkere’ genoteerd, als variant op haar meisjesnaam Dekkers. Op 7 januari 1932 werd hun jongste kind geboren: Leonard N. Withagen. Dat was in Morrison county in Minnesota, een eindje meer richting Minneapolis gelegen. In de census van 1940 was een kolom opgenomen waarin een woonplaats van vijf jaar eerder opgenomen werd. Op die manier weet ik dat de familie in 1935 in Outagamie county woonde. Het was op en neer verhuizen dus. 

Afbeelding: Phyllis/Find a Grave

Van links naar rechts: Lorraine, Frida, Anneke, Anna Maria, Mary, Wouter en Leonard Withagen. Afbeelding: dhr. en mevr. McCarthy, Wisconsin, en beschikbaar via Little Chute Historical Society.

Het is waarschijnlijk dat de familie in 1935 in Black Creek woonde, een dorpje in Outagamie county op 33 kilometer van Kimberly, waar zij eind jaren ’20 woonden. Black Creek is ‘t dorp waar grootvader Leendert Buijsen overleed op 1 februari 1939, 82 jaar oud. Hij werd begraven op de katholieke Saint Mary’s begraafplaats aldaar, waarbij zijn naam op z’n Nederlands geschreven werd: ‘Leenderd’. 1940 was een belangrijk jaar voor de familie. Het moet ook wat verdrietig zijn geweest; opa en oma waren er sinds het begin bijgeweest. Twee artikelen uit de Appleton Post-Crescent geven wat inzichten. Een eerste is van 15 januari 1940, en verteld over dochter Lorraine. Zij was namelijk verloofd met George McCarthy. Ter ere daarvan werd een feest gegeven. Gastvrouwen waren de echtgenote Sylvester Smits en echtgenote Leonard Jochman, zusters van George. Geschreven werd dat het paar twee dagen later, op 17 januari, zou gaan trouwen. Er waren prijzen te winnen, en de winnaars waren de echtgenote Edwin Cooney, Bernice Jochman, Lorraine Duffek, mevrouw M. McCarthy, de echtgenote Ray Feuerstein, de echtgenote Leonard Jochman en juffrouw Marie Withagen. Verder waren juffrouw Mary Jochman, de echtgenote R. Kornely, juffrouw Anna Withagen, juffrouw Loraine Withagen, de echtgenote Vincent Eichstadt, juffrouw Lucille McCarthy en juffrouw Orlean Kolberg van de partij. Verderop in dit artikel ga ik verder in op de huwelijken van de kinderen Withagen.

Een tweede artikel was van 4 april 1940. Een jachtsportvereniging diende een aanvraag in voor 1250 fazantenkuikens, en kregen die. Maar daarmee was het artikel niet klaar; een wat vreemde opsomming van feitjes over mensen die schijnbaar betrokken waren bij de club volgde. Eerst werd geschreven over het jaarfeest van de vereniging, wat volgens mij in de lokale evangelische kerk was. Daarna ging het over de geboorte van een tweeling, en wat verhuizingen. Het stukje sluit af met:

“W.J. Ganzel verkocht zijn 32 hectare grote boerderij aan hoofdweg 47 aan Edward Zuleger, route 1, op woensdag. De familie Walter Withagen keert deze week terug naar Minnesota, hun oude thuis. Zij woonden op de boerderij van Ganzel.”

Hoofdweg 47 bestaat nog steeds, het gaat hier om de Wisconsin Highway 47, één hoofdweg aangelegd door de staat zelf (een beetje vergelijkbaar met de provinciale weg). Die WIS-47 loopt door Black Creek heen. In de census van 1940 woonde daar een William Ganzel, 53, met zijn vrouw Margaret, vijftig, en neefje Vernon Blake, 23. Ganzel was geboren in Wisconsin en het lijkt erop dat hij uit een familie met Duitse oorsprong kwam. Een Carl Theodor Friedrich Christopher Ganzel, geboren in 1826 in Kosbade in ‘t Groothertogdom Mecklenburg-Schwerin, kwam al vóór 1867 naar Wisconsin en overleed in 1901 in Cicero, Outagamie. 

Dit is misschien wel de mooiste foto uit dit verhaal. Het is een kleurenfoto, en naar mijn inzicht een echte, dus niet later ingekleurd. Kleurenfotografie was in Amerika iets eerder gebruikelijk dan hier. Bovenaan van links naar rechts: Lorraine, Anneke, zwager Leonard Buijsen, Anna Maria, Wouter, Mary, onderaan Leonard Withagen, opa Leonard Buijsen en Frida. De foto werd gemaakt rond 1935, mogelijk op de boerderij in Black Creek. Het is ook de enige foto die ik heb van zwager Leonard Buijsen, zie ‘t inzetje rechts. (Afbeelding: familie Withagen, VS)

Uit de regionale krant ‘Appleton Post-Crescent’, 4 april 1940 (links), 15 januari 1940 (rechts). (Afbeelding: mevrouw A. Paterson, bibliotheek van Appleton)

Enkele boerderijen aan de WIS-47 bij Black Creek. Op welke boerderij de familie precies woonde weet ik niet, maar ‘t zal ergens in deze buurt geweest zijn. (Afbeelding: Google)

Later dat jaar kwamen mensen van de census langs. Dat was na hun verhuizing terug naar Minnesota. Het gezin bestond uit:

  • Walter Withagen, 55, gezinshoofd, blank, getrouwd, geboren in Nederland, woonde in Outagamie county in 1935, van beroep werkzaam op een boerderij.
  • Anna Withagen, 52, echtgenote, blank, getrouwd, geboren in Nederland, woonde in Outagamie county in 1935.
  • Marie B. Withagen, 21, dochter, blank, ongehuwd, geboren in Nederland, woonde in Outagamie county in 1935.
  • Anna E. Withagen, 18, dochter, blank, ongehuwd, geboren in Minnesota, woonde in Outagamie county in 1935.
  • Freda M. Withagen, twaalf, dochter, blank, geboren in Wisconsin, woonde in Outagamie county in 1935.
  • Leonard R. Withagen, acht, zoon, blank, geboren in Minnesota, woonde in Outagamie county in 1935.

Het gezin was beduidend kleiner geworden, vergeleken met de census van 1930. Oudste dochter Laurina was getrouwd en bleef in Wisconsin wonen. Opa en oma waren overleden, en ook zwager Leonard Buijsen komt niet voor als gezinslid. De locatie van de boerderij waar ze woonden is interessant. Het gaat om Orrock township in Sherburne county. Sherburne ligt vergeleken met Otter Tail meer centraal in de staat Minnesota, tussen grote steden Saint-Cloud en Minneapolis in. Het landschap is heuvelachtig met veel naaldbossen, afgewisseld met meertjes en rivieren. De census verwijst naar deel 27 van Orrock township, wat het ‘vierkantje’ waarin de familie gewoond moet hebben duidelijk maakt. Men woonde op een kleine negen kilometer van Big Lake, een stadje aan de Mississippi. Orrock zelf is een vrij grote township, met een bevolking van 2764 in 2000. 

Afbeelding: US Census 1940, via Mormoonse kerk.

Zicht op het zuidelijk deel van Orrock en ‘t stadje Big Lake. Net onder Lake Ann bovenaan ligt sectie 27. (Afbeelding: Minnesota Map Publishing Co., Minneapolis, 1913/Library of Congress)

Op 27 september 1940, later dat jaar, overleed Wouter Withagen in Sherburne county, in of in de buurt van de nabijgelegen stad Big Lake. Verschillende bronnen wijzen daarop. Een overlijdensakte werd opgesteld, waarin naam, plaats en datum vermeld worden. Deze akte zit in het overlijdensregister over 1908-2002 van het departement voor volksgezondheid van de staat Minnesota. Twee indexen vermelden de akte; een op FamilySearch en één op de website van de Minnesota Historical Society. Wouter werd maar 53 jaar. Hij werd op 1 oktober 1940 begraven op de Heilig Kruisbegraafplaats in Butler, zo’n 180 kilometer verderop. Dit was de begraafplaats waar ook zijn schoonmoeder haar laatste rustplaats vond en het dorp Butler kende de familie goed. Het lijkt erop dat de familie van plan was om langere tijd op de boerderij in Orrock te werken, zoals ze dat eerder in Paddock en Black Creek hadden gedaan. Echter, zonder gezinshoofd ging dat plan, zeker anno 1940, niet door. De familie zou terugkeren naar Wisconsin, en nu definitief.

Het bidprentje van Wouter, 1940. Opvallend is dat ze werd gedrukt door drukkerij Kuijpers in DePere, wat dichtbij Appleton ligt, en dus niet in Minnesota. (Afbeelding: G. Johler/J.M. Tijthoff)

Over Wisconsin dan. Ik noemde al een aantal maal Outagamie en wat plaatsnamen. Aan de westoever van het Michiganmeer ligt de staat, opgericht in 1848. Wisconsin staat in de VS bekend om vooral veel sneeuw. De winters zijn er ijzig koud, er is een landklimaat. Toch is het er heel groen, met veel bos, en veel meren ook. Eén van die kleinere meren is het Winnebagomeer. Het Michiganmeer en Winnebagomeer zijn met mekaar verbonden door de Foxrivier. Zij mondt uiteindelijk uit bij de grote stad Green Bay.

Rondom het meer woonden de Fox (Meskwaki), Sauk, Kickapoo en Winnebago (Ho-Chunk). De eerste drie stammen horen bij elkaar, zij spreken de Algonkische taal Fox. De Algonkische talen vormen een vrij grote indiaanse taalfamilie, die zich tegenwoordig ook tot in Mexico strekt. De talen van de Cree, Zwartvoet, Cheyenne en die van de Mohikanen horen bij deze familie, bijvoorbeeld. Aan de andere kant van het meer woonden de Winnebagostam, naar wie het meer ook is vernoemd. Zij noemen zichzelf Ho-Chunk, Winnebago is een woord uit de Fox-taal. De taal van deze stam hoort bij de West-Siouaanse talen, een taalfamilie die zich uitstrekt langs de Mississippi helemaal richting Louisiana. De eerste Europeaan in ‘t gebied was de Normandische ontdekkingsreiziger Jean Nicolet. Hij ontdekte het Michiganmeer en kwam in 1634 als eerste aan in het gebied wat later Wisconsin werd. Hij werd later Frans ambassadeur bij de Ho-Chunk, er moest tenslotte handel gedreven worden en een verbond met stammen was nooit weg. Ontdekkingsreizigers Louis Jolliet en Jacques Marquette voeren in 1673 met een kano ver de rivier op. Zij ontdekten vele kleinere meren tussen de monding van de Foxrivier en de Mississippi, die als men af en toe deed ‘klunen’ te gebruiken was als waterweg. Zo’n waterweg verbond de Franse kolonies Nieuw-Frankrijk (Québec) en Louisiana met mekaar.

Eeuwenlang heeft het gebied van de Grote Meren, of in ieder geval toch de westelijke kant ervan, onder invloed gestaan van de Fransen. Zij bouwden hun kolonie in Québec en pelsjagers en handelaren trokken het binnenland in. Langs de route die door Jolliet en Marquette ontdekt was werden in de loop van de 17de eeuw handelsposten gebouwd. Een kleine Franse bevolking werd opgebouwd; waarbij de mannen vaak trouwden met indiaanse vrouwen. In Canada heet dat ‘Métis’. De pelshandelaren hadden engagés of voyageurs in dienst, avontuurlijke mannen die vanuit de posten het binnenland introkken om te jagen en handel te drijven met inheemse stammen. In 1803 verkocht Napoleon heel Louisiana aan de VS. Daar viel ook het huidige Wisconsin onder. Dat betekende nog niet het einde van het Franse karakter; iets wat overigens vandaag de dag nog terug te zien is aan veel plaatsnamen in ‘t Amerikaanse midwesten. Denk aan Eau Claire, Des Moines, Saint-Louis, Fond du Lac of Prairie du Chien

Postzegel ter herdenking van de landing van Jean Nicolet in Wisconsin, 1634. (Afbeelding: Stampio)

Op deze afbeelding zien we de oorspronkelijke bewoners van het Amerikaanse Grote Merengebied. De hele kaart kunt u hier zien. (Afbeelding: Smithsonian Institute, kaart door William C. Sturvetant, 1967).

Het stedelijk gebied waar ik het over ga hebben zijn de ‘Fox Cities’. Het belangrijkste deel van dat metropoolgebied ligt onderaan de Foxrivier, tegen het Winnebagomeer. Hoofdplaats is Appleton, met als voorsteden Greenville, Little Chute, Kimberly, Kaukauna, Buchanan, Harrison, Menasha en Neenah. Het grootste deel van deze stad ligt in Outagamie county. Outagamie werd opgericht in 1851 en 1852; drie jaar nadat Wisconsin toetrad tot de VS als staat. De county is vierkant, da’s simpelweg hoe dit deel van de VS ingedeeld is. Dat houdt dus nog geen rekening met waar zich een grote stad ontwikkeld, en daarom ligt een deel van de agglomeratie in Winnebago county en Calumet county. ‘Outagamie’ is een verfransing van het Fox-woord ‘Anishinaabe’ (ik weet ook niet hoe dat kan), wat ‘bewoners aan de andere kant van de stroom’ betekent. Samen met Oshkosh hebben de Fox Cities een kleine 400.000 inwoners. Voor het overzicht maakte ik onderstaande kaart op basis van Google Maps. Op deze kaart is de oranje lijn de grens van het stedelijk gebied, en de rode lijnen geven de grenzen van de counties aan.

Dat Appleton en omgeving onder Frans Louisiana viel, er Europese pelshandelaren actief waren en ook dit gebied verkocht werd aan de VS, wil niet zeggen dat Amerika aan ‘t begin van de 19de eeuw ook echt ‘controle’ had over het gebied. De Menominee en Ho-Chunk waren er de baas. Beleid in de VS was toen dat indianen van de oostkust ‘herplaatst’ werden, naar reservaten verder landinwaarts. De beruchte ‘tocht der tranen’ was in de jaren 1830. De Oneida, Brothertown en Mohikanen moesten weg uit de regio Massachusetts/New York, naar reservaten voor hen in Wisconsin. Maar daar woonden dus al andere stammen. In 1836 werd het Verdrag van de Ceders gesloten tussen de Amerikaanse rijksoverheid en chief Oshkosh van de Menominee. Hiermee werd het Oneidareservaat opgericht in Outagamie, wat nog altijd bestaat, maar werd ook de weg vrijgemaakt voor verdere ontwikkeling van het gebied. Appleton werd in 1847 opgericht. In datzelfde jaar werd er ook een universiteit gebouwd daar, en de stad werd vernoemd naar de schoonvader van de stichter van die universiteit; Samuel Appleton. De stad ontwikkelde zich een beetje vergelijkbaar met andere steden in de staat. Belangrijk waren de papierindustrie en de energiecentrale, en Appleton was voorloper in het hele midwesten wat betreft telefoons en straatverlichting. Een vooruitstrevende stad dus, met anno nu een ruime 72.000 inwoners, iets groter dan Bergen op Zoom. En.. niet onbelangrijk: Appleton hoort bij de 25 beste steden in de VS om te wonen.

Ten oosten van Appleton, maar wel op de zuidoever van de Foxrivier, ligt Kimberly, het dorp waar de familie Withagen voor ‘t eerst ging wonen na hun vertrek naar Wisconsin. Kimberly heette eerst ‘the Cedars’, waar het Verdrag van de Ceders waar ik eerder over schreef naar genoemd werd. In 1889 werd het hernoemd naar Kimberly, naar één van de oprichters van de papierfabriek, John Alfred Kimberly. Waar Wouter ook woonde was Buchanan. Dat is een ‘town’, maar dus niet in de zin van een dorp of stad, maar als een sectie, een township zoals Paddock. Landelijk gebied dus; al ligt er wel een dorpje in, Darboy. In Buchanan woonden in 2000 5827 mensen. Het nabijgelegen Kaukauna is iets groter; daar wonen naar schatting een ruime 16.000 mensen. Dit stadje is bijzonder omdat de oorsprong van het gebied naar voren komt in de ontstaansgeschiedenis. Kaukauna werd al omschreven door de Franse missionaris pater Claude-Jean Allouez, in de jaren 1670. Hij schreef over de indianen, en hoe zij appelgaarden en wijngaarden hadden. Van diezelfde indianen kocht Dominique du Charme in 1793 518 hectare land voor twee vaten rum en wat klein spul. Dat stuk grond werd later het centrum van Kaukauna. Op dit stuk land ontstond een buitenpost van het handelsnetwerk in Green Bay. Deze handelspost werd vanaf 1813 bewoond door Augustin Grignon, die het van zijn vader Charles erfde. Grignon was een Métis, evenals zijn vrouw Nancy McCrea; zij was een dochter van een Schotse handelaar in Canada en de dochter van een belangrijke Menominee-indiaan. Haar erfenis en wat Grignon kocht van Du Charme (hij was zelfs een van de ondertekenaars van het Verdrag van de Ceders), zorgden voor een groot landgoed dat wijd bekend stond als plaats om te rusten en eten. Het ‘huis in het bos’ waar zij in woonden, staat nog altijd in Kaukauna en is het oudste gebouw van Wisconsin.

In het boek ‘Land of the Fox, Saga of Outagamie county’ uit 1949 staat veel beschreven over de ontstaansgeschiedenis van de steden rondom Appleton (en trouwens ook een mooi verhaal over de familie Grignon, kijk daarvoor hier). Het lijkt erop dat het ontstaan van deze enigzins los stond van Appleton en haar universiteit. Eerder las ik ergens dat in de jaren 1840 alles ten westen van Milwaukee nog ‘wildernis’ was. Daar lag de lijn, zeg maar.  In een overzicht van het ontstaan van Kaukauna is een opsomming gegeven van de ‘gemeenteraad’ in 1842. Als je die vergelijkt met dezelfde raad ruim honderd jaar later, in 1949, zie je de verschillen in achtergrond van de bewoners. Zo kwamen ten tijde van het officieel oprichten van Kaukauna mannen als Charles Grignon, Bazile H. Beaulieux, Hoel S. Wright, Lewis Crofoot en Charles Maites bijeen. Duidelijk nog Franse invloed dus. In 1949 waren dat Walter Riemer, mevrouw Arnold Deering, Edward Kieffer, Alvin Lemke, Joseph van de Loo, Peter Farrell, Frank Meulemans en Theodore van Vreede. 

Zicht op de Foxrivier en ‘downtown’ Appleton in de herfst. (Afbeelding: Foxcities.org)

Links een oude foto van het ‘Mansion in the Woods’, rechts een portret van Augustin Grignon. (Afbeelding: website Grignon Mansion en Little Chute Historical Society)

Little Chute is een bijzondere plaats; ze werd gesticht door een Brabantse priester en werd een soort verzamelplaats van Oost-Brabantse immigranten uit voornamelijk Uden en omgeving. En dit is misschien wel het startschot geweest van de honderden katholieke Nederlanders, vooral Brabanders en Twentenaren, die zich rondom Appleton vestigden. Een grote gemeenschap dus. En dus moet ik even wat irritatie kwijt. Want aan de andere kant van het Michiganmeer liggen, in Michigan, Holland en Zeeland. Gesticht door gereformeerde Nederlanders van boven de rivieren. En áls het gaat over Nederlanders in Amerika, dan trekt men, van RTL tot onze eigen koning, naar daar. Nooit naar Wisconsin, want daar staan minder molens, heb je minder klompen en minder pannekoeken. Minder pretpark dus. Een stukje Hollandse arrogantie die je dus zelfs aan de andere kant van de oceaan terugziet, wat mij betreft. 

Terug naar 1940. Het verhaal zet zich in Amerika voort, en ik ga het vanaf hier in delen vertellen, teneinde ook wat meer achtergrond te geven over verschillende groepen Amerikaanse geëmigreerden en hun gemeenschap. De focus zal minder liggen op de nakomelingen van de familie Withagen, om een simpele reden: er is minder over bekend. Net als in Nederland is het vanwege privacywetgeving lastiger ‘jonge’ documenten en info te achterhalen, al is het wat minder moeilijk dan hier. Het grootste deel zal zich afspelen in ‘de Fox-steden’, oftewel de metropoolregio van Appleton in Wisconsin. Ik begin met moeder Anna Maria, haar derde dochter Anna Alima (Anneke) Withagen en haar broer Leonard Buijsen. Daarna volgens de andere kinderen, hun schoonfamilie en diens achtergrond. De volgorde is:

  • Withagen-Buijsen, Buijsen, Withagen
  • Lorraine Withagen x McCarthy
  • Marie Withagen  x Jeske
  • Freida Withagen x Swiechowski
  • Leonard Withagen x Ciha

Withagen-Buijsen, Buijsen, Withagen

Anna Maria en haar broer Leonard duiken in 1942 weer op in de registers. De VS waren in 1941 betrokken geraakt in de Tweede Wereldoorlog, en men was volop bezig met ‘t registreren van (mogelijk) dienstplichtigen. Op 26 april 1942 werd zo’n kaart opgesteld voor zwager Leonard. Het was een kaart speciaal bedoeld voor mannen geboren tussen grofweg 1877 en 1897. Zij waren wat ouder dus, en zullen dan ook eerder reserve hebben gestaan of misschien een wat andere functie vervuld hebben. Leonard woonde op dat moment in Paddock, maar had een postbus in het nabijgelegen Sebeka. Hij was 52 jaar, had geen telefoon, was van blanke huidskleur met donkere tint, had blauwe ogen, zwart haar, was 1 meter 75 en woog bijna 76 kilo. Opvallend, hij was werkzaam voor zijn zuster, vermeld als ‘Mrs Anna Withagen’ in Sebeka. Beiden woonden dus in Paddock. Ook opvallend: degene die registreerde was Jacques Hendrickx, die is hierboven nog vaker vermeld. Of Leonard uiteindelijk in dienst ging is mij niet bekend.

Tegen ‘t aanbreken van de jaren ’50 woonde Anna Withagen-Buijsen in Seymour, Outagamie, terug in Wisconsin dus. Ze woonde daar op een boerderij. Ik weet niet of haar broer Leonard bij haar woonde, haar (nog) ongetrouwde kinderen wel, neem ik aan. Seymour is een stadje met zo’n 3,5 duizend inwoners, op tien kilometer van Black Creek en een kleine 25 kilometer van Kaukauna. Ik ben blij dat ik deze plaats mag opnemen in mijn artikel, want Amerikaanser wordt het haast niet: Seymour is de plaats waar de hamburger is uitgevonden. Er is een hamburgerfestival, een hamburgerstandbeeld en een hamburgermuseum. Mooi toch.

Afbeelding: indexkaarten op de registratie van Amerikaanse Tweede Wereldoorlogdienstplichtigen, 1942 (via Mormoonse kerk)

Het hamburgerbeeld in Seymour. We zien eigenlijk een cheeseburger, maar dat terzijde. (Afbeelding: Google)

Twee keer ging Anna Maria nog terug naar Nederland. De eerste keer was in 1951, ze ging toen alleen. Van die reis vond ik geen reisdocumenten; er is wel een groepsfoto gemaakt toen. In 1955 ging ze een tweede keer, toen met het vliegtuig. Dat moet een hele reis geweest zijn waar men lang voor gespaard heeft. Ze ging met haar broer Leonard, die voor het eerst ging vliegen. Na hun reis, bij terugkomst in de VS, werd een lijst opgesteld die wat doet denken aan de immigratielijsten van Ellis Island. Broer en zus landden op 27 september 1955 in New York. Ze hadden 28 kilo bagage en elf kilo handbagage bij zich. Ze waren vertrokken vanaf Schiphol met een vliegtuig van de KLM, een Lockheed L-1049E onder Nederlandse vlag. De vlucht omvatte twee tussenlandingen, één in Shannon in Ierland en één in Gander in Canada. Shannon was, als een van de meest westelijke luchthavens in Europa, sinds de oorlog een belangrijke tussenhaven voor transatlantische vluchten. In Gander op Newfoundland werd de registratie opgemaakt door de Amerikaanse immigratiedienst. Op die manier weten we ook dat de gezagsvoerder de Britse John H. Shanley was, samen met de Nederlandse co-piloten Gerrit van den Born en J.L. (Jules) Hoeberechts. Uiteindelijk stapten ze over op vlucht NW525 (wat denk ik Northwest Airlines is) richting MWE, Milwaukee in Wisconsin.

Het vliegtuig KLM PH-LKR in 1958 op de luchthaven van Glasgow in Schotland. Dit is het exacte toestel waar Anna Maria en Leonard mee vlogen. (Afbeelding: J. Cain, Ayronautica, Flickr)

Afbeelding: New York, lijsten van passagiers en bemanning, 1925-1957 (via Mormoonse kerk)

Rond 1955 was Anna Maria ziek geworden. Ze woonde de laatste jaren van haar leven in Kaukauna, op West Third Street 307. Uiteindelijk overleed ze op woensdag 23 oktober 1957 om kwart voor twaalf ‘s avonds. Zij werd opgebaard in van de begrafenisondernemer in ‘Greenwood’ in Kaukauna, en werd de zaterdagochtend daarop begraven na een mis in de katholieke Sint Mariakerk door pastoor Peter A. Salm. Ze werd ook daar begraven. In Amerika is een wat uitgebreider overlijdensbericht gebruikelijk (of dat wás zo, althans), waarin een kort levensverhaal verteld wordt. Dat noemt men een ‘obituary’, en zo’n bericht werd na haar overlijden gepubliceerd in ‘The Sebeka Review’, de lokale krant die o.a. Paddock in Minnesota tot haar verzorgingsgebied rekende. Dat wil wat zeggen, veel mensen kenden haar nog. 

“Mevrouw Anna Withagen in Kaukauna, Wisconsin, overleed op woensdag 23 oktober om kwart voor twaalf ‘s avonds in die plaats, na een ziektebed van twee jaar. Zij werd geboren in Nederland op 2 november 1887 en kwam in 1920 naar Amerika. Zij woonde in Noord-Dakota en Minnesota voor zij naar Wisconsin kwam. Ze keerde terug naar Nederland in 1925, 1951, en 1955, toen ze met haar broer Leonard Brysen daarheen vloog. Vrienden worden opgeroepen (voor een laatste groet, JB) naar het begrafeniskantoor ‘Greenwood’ tot het moment van de mis op zaterdagochtend, half negen vanaf de begrafenis en vanaf negen uur die ochtend vanuit de katholieke Sint-Mariakerk onder leiding van pastoor Peter A. Salm. De teraardebestelling was op de begraafplaats van de lokale parochie. Haar nabestaanden zijn haar vier dochters mevrouw George McCarthy in Appleton, Wisconsin en mevrouw Alfred Jeske, juffrouw Anna Withagen en mevrouw Ed Swiechowski, allen uit Kaukauna, een broer Leonard Brysen uit Kaukauna en negen kleinkinderen. Haar echtgenoot ging haar voor in de dood op 27 september 1940. De familie woonde vele jaren hier in de Paddock township. Ze laat een hoop vrienden in deze gemeenschap achter.”

Deze pasfoto werd mogelijk gebruikt voor de documenten waarmee ze reisde in de jaren ’50. (Afbeelding: familie McCarthy, Wisconsin)

Links het bidprentje, in tegenstelling tot die van Anna’s wijlen echtgenoot in het Nederlands. Rechts een foto van haar graf. (Afbeeldingen: G. Johler/J.M. Tijthoff & B. Schaefer/Findagrave)

Zwager Leonard werkte rond deze tijd bij de Appleton Mill, da’s de lokale papierfabriek en een belangrijke werkgever in het gebied. In 1958 ging hij met pensioen. Hij woonde in Kaukauna op West 13th Street 406. Op 18 september 1972 overleed hij aldaar, 82 jaar oud. Drie akten bevestigen dat: een overlijdensakte met precieze datum en aktenummer 030159, een akte uit de archieven van de Amerikaanse sociale dienst (dat had met zijn pensioen te maken), waarin zijn geboortedatum en laatst bekende postcode (54130, is Kaukauna) vermeld werden, en een akte van begraven, waarin het Sint Mariakerkhof vermeld staat. Leonard bleef ongehuwd en dus kinderloos. In zijn ‘obituary’ staat geschreven dat hij twee nichtjes naliet; juffrouw Ann Withagen en mevrouw Freida Swiechowski, beiden te Kaukauna, en een neefje, Leonard Withagen. De begrafenisdienst was in de lokale Sint Aloïsiuskerk, van welke parochie hij lid was.

Dochter Anna Withagen bleef ook ongehuwd. Zij woonde altijd in Kaukauna en werd regelmatig op de foto gezet met haar familie in de buurt. Verder weet ik eerlijk gezegd niet veel over haar verdere leven; er is weinig te vinden. Ik weet wel dat ze overleed op 24 juli 1993 in Kaukauna. Die datum wordt bevestigd door een akte in het overlijdensregister van Wisconsin (aktenummer 020707) en de index van de sociale dienst, waarin als postcode 54130 werd opgetekend. Zij werd 72. Deze akten geven ook wat onduidelijkheid over haar naam. Die was Anna Alima, zoals genoteerd werd in de immigratieregisters. In de akten echter wordt Anna P. en Anna Pauline Withagen vermeld. Dat zou betekenen dat ze vernoemd was naar haar grootmoeder Paulina Withagen-Schuurbiers of misschien wel naar haar tante, mijn betovergrootmoeder Paulina Maria Franken-Withagen. 

Ik hoop op een later moment nog wat meer informatie te vinden en hierbij te schrijven.

Links: het familiegraf op het Sint Mariakerkhof in Kaukauna. Hier liggen zwager Leonard Buijsen, dochter Anna Withagen en dochter Freida begraven. Afbeelding: Crystle B./Findagrave. Rechts: uit de regionale krant ‘Appleton Post-Crescent’, 19 september 1972. (Afbeelding: mevrouw A. Paterson, bibliotheek van Appleton)

Het huis op de hoek is waarschijnlijk dat van Leonard Buijsen. (Afbeelding: Google)

Lorraine Withagen x McCarthy

Eerder schreef ik al over het huwelijk tussen oudste dochter Lorraine Marie Withagen en George William McCarthy in 1940. Daar verscheen toen een artikel over in de lokale krant. Het gezin is altijd in Wisconsin gebleven. Kinderen van hen waren o.a. Robert G. McCarthy (1943-2004) en Gerald McCarthy. Van laatste en zijn vrouw Jan kreeg ik veel foto’s. Lorraine zou op vrij jonge leeftijd komen te overlijden; op 28 oktober 1960 te Appleton. Ze werd 41. Haar man George was geboren op 21 september 1915 in Appleton, en zou daar op 21 juni 1984 overlijden. 

Deze foto lijkt op een trouwfoto van het echtpaar McCarthy-Withagen maar zou genomen zijn in 1939. We zien naast de bruid en bruidegom ook Joseph Wilthoven, Anna Withagen, Marie Withagen en Robert McCarthy. (Afbeelding: familie McCarthy, Wisconsin)

Twee familiekiekjes van het gezin; links met de kinderen op bezoek bij grootmoeder Withagen-Buijsen op haar boerderij. (Afbeelding: familie McCarthy, Wisconsin)

George was de op één na jongste zoon van het gezin. Hij had zes oudere zussen, twee oudere broers en een jongere broer. Van twee van hen vond ik een geboorteplaats: zus Loretta Anna McCarthy werd geboren in 1900 in Grand Chute en George zelf dus in 1915 in Appleton. De ouders waren Michael John McCarthy en Theresa Stoffel. Zij trouwden op 18 juli 1898. De heemkundekring van Little Chute geeft een gedetailleerde beschrijving van de familie. Michael werd geboren op 3 oktober 1865 in Center, Outagamie. Hij bracht zijn jeugd door op de boerderij van zijn ouders, over wie ik later meer vertel, en genoot een kleine scholing op de openbare school in Grand Chute; klein vooral omdat zijn hulp thuis nodig was. Hij ging op zijn 32ste uit huis, toen hij ging trouwen met Theresa. Net daarvoor had hij een boerderij gekocht met 68 hectare land, waarvan 22 hectare bosland was, en de rest voor landbouw gebruikt werd. Michael stond bekend om zijn runderfokkerij met een specialisatie in Holstein-koeien, de zwart-witte uit de Nederlandse wei dus. Hij was een onafhankelijk democraat in de lokale politiek en een lid van de katholieke parochie van het naburige Mackville. Zijn boerderij zal ergens bij Mackville of Center gelegen hebben. Hij zou overlijden op 8 oktober 1942 in Center, het township waar hij ook geboren was. Zijn vrouw overleed in Appleton op 25 mei 1956.

Theresa werd geboren op 24 juni 1877 in Grand Chute, als dochter van Joseph Stoffel en Anna Pfeifer. Haar vader was een broer van Michaels moeder Margaret Stoffel, oftewel, zij en haar echtgenoot waren neef en nicht. Dat lijkt opvallend maar vergelijk het eens met de Bergse hoveniers, de groep waar Wouter uit stamde. Ook zij waren landbouwers die veel binnen de familie trouwden. Met een dispensatie van de pastoor zat het al gauw goed. Joseph Stoffel werd in 1831 geboren in Beieren of Wassersuppen in Bohemen, vlakbij de grens met Beieren. Joseph was in 1856 met zijn ouders mee geëmigreerd naar Amerika en had een boerderij gekocht in Grand Chute, waar hij tot zijn overlijden zou blijven wonen. Zijn eerste huwelijk was vier jaar later, op 8 juli 1860 in de katholieke Sint Johannes Nepomucenuskerk in Little Chute (wat misschien toevalligerwijs een Tsjechisch heilige was). Hij trouwde met Theresa Siegert, geboren op 1 januari 1842 in Zieditz in Bohemen, het huidige Citice in Tsjechië. Ook Theresa was als emigrant met haar ouders meegekomen. Zij was een dochter van Johann Andreas Sigerth (*Falkenau, Sokolov, Tsjechië, 12/1-1806, ✞Greenville, Outagamie, Wisconsin, 19/1-1887) en Elisabeth A. Komma (*Zieditz, Bohemen, Tsjechië, rond 1808, ✞Appleton, Outagamie, Wisconsin, 22/4-1890). Genealogische gegevens zijn relatief goed te achterhalen in Tsjechië, gezien het feit dat de stamboom van Theresa Siegert terug te voeren is tot Johann David Sigerth, geboren rond 1697 in Unterneugrün, Bohemen. De term Bohemen is hier trouwens misschien wat verwarrend. Het lijkt hier vooral te gaan om Sudetenduitsers; Duitsers in een strook land in West-Tsjechië. Het oude Bohemen en de huidige Tsjechische republiek kunnen door elkaar heen worden gebruikt. Sudetenland is een beetje bekend van één van de vroegste doelwitten van de Nazi’s in de jaren ’30, juist omdát er daar zoveel Duitsers woonden in ‘Slavisch’ gebied.

Michael McCarthy (links), Theresa McCarthy-Stoffel (rechts). Afbeeldingen: Little Chute Historical Society.

Deze foto kreeg ik van de familie McCarthy. Het lijkt erop dat het bijschrift vermeld dat dit ‘de familie van Mike McCarthy’ was, met vader in de oude auto. (Afbeelding: familie McCarthy)

Theresa Siegert zou jong overlijden, op 7 september 1874 in Grand Chute, Outagamie. Zij liet zes kinderen na. Een kleine twee jaar later zou Joseph Stoffel hertrouwen in Appleton, op 6 juni 1876. Dit maal met Anna Pfeifer. In deze akte werd genoteerd dat hij in Beieren geboren was, en Anna in Oostenrijk. De omgeving van Pilsen waar de familie Stoffel oorspronkelijk vandaan kwam ligt ongeveer in dezelfde hoek als Beieren en ‘t noorden van Oostenrijk, dus er zal een band geweest zijn. Over Anna is weinig bekend. Ze werd rond 1855 geboren en was een dochter van Chas. Pfeiffer en Theressa Pfeiffer. Daarbij is ‘Chas.’ een standaard afkorting van Charles, en is Pfeiffer bij haar moeder waarschijnlijk niet haar meisjesnaam. Nu woonden er wel meerdere Pfeiffers in Appleton en Outagamie, maar er waren zoveel Duitstalige emigranten en Pfeiffer is zó’n veel voorkomende naam dat het moeilijk plaatsen is. Het echtpaar Stoffel-Pfeifer kreeg twee dochters: Theresa in 1877 en Bertha Stoffel (*Appleton, Outagamie, Wisconsin, 7/11-1878, ✞9/2-1963). Bertha was op 19 april 1904 in Chicago, Illinois getrouwd met ene Michael J. Meyers of Myers. In de grote stad dus. Myers was van oorsprong een Duitser en was eigenaar van een restaurant in de metropool. Wanneer Anna Pfeifer overleed is me niet bekend. Wanneer Joseph Stoffel overleed wel: op 10 oktober 1892 in Grand Chute. Hij zou begraven worden op de Sint Mariabegraafplaats in Greenville, Outagamie. ‘t Opschrift op zijn grafsteen was in het duits, met ‘hier ruht’ en ‘alter .. jahre’.

Zoals ik eerder schreef emigreerde de familie Stoffel vanuit ‘t huidige Tsjechië. Michael (Mike) Stoffel werd op 19 april 1805 geboren (of gedoopt) in Wassersuppen, of Nemanice in het Tsjechisch. Wassersuppen ligt in het Sudetenland, direct naast de grens met de Duitse deelstaat Beieren. Een klein boerendorpje in de heuvels, temidden van veel naaldbossen. Mike was op 27 augustus 1832 in Wassersuppen getrouwd met Margareth of Margaret Sieplen (of ook vermeld als Bauer). Zij kregen vijf kinderen: Joseph, Margaret, Katrina, Anna en Wenzel. Dochter Margaret zou later weer trouwen met een McCarthy, maar daarover verderop meer. De hele familie zou gaan emigreren. Vermoedelijk reisden ze af naar het noorden, naar Bremen. Aldaar kochten ze een kaartje voor een grote reis, misschien in die tijd wel een nóg grotere reis dan die die Wouter met zijn gezin maakte in de jaren ’20. Op 6 april 1856 kwamen ze aan in New York, aan boord van de ‘Coriolan’. De Coriolan was een bark, een groot zeilschip wat vóór de stoomschepen gebruikt werd voor de transatlantische overtocht. Ik vond twee verschillende feitenopsommingen over wat mogelijk het schip zou kunnen zijn. Eerste is dat ze was gebouwd in 1847 in Lubeck van eikenhout, ze woog 499 ton. Ze stond onder leiding van kapitein Steengrafe en zou gebruikt worden door de maatschappij Stanton & Ruger. Een tweede optie is dat ze gebouwd was in Kennebunk in Maine (VS), en zou eind september voor het eerst in New York arriveren vanuit Bremen. Vanaf 1865 zou ze in dienst zijn van de Bremense maatschappij F. Reck & co. Er zijn passagierslijsten beschikbaar van de Coriolan, met vooral veel Duitsers in het ruim. Juist halverwege de 19de eeuw, dus nog voor de Duitse eenwording onder Bismarck, kwamen ontzettend veel Duitsers naar de VS. Dat is o.a. te zien op deze kaart. Niet voor niets vormen Duits-Amerikanen nog altijd de grootste ethnische groep in de VS.

De grafsteen van Joseph Stoffel in Greenville. (Afbeelding: L. Kopka McCarthy)

Hier een impressie van de directe omgeving van Wassersuppen op Streetview. Linksboven de grens met Beieren, direct naast het dorp. (Afbeeldingen: Google)

Mike Stoffel kwam uiteindelijk aan in Milwaukee aan het Michiganmeer. Dat was volgens het belangrijke naslagwerk van Thomas Ryan over Outagamie uit 1911 in 1854, maar dat zou twee jaar zijn vóór de aankomst in Amerika. Het is mogelijk dat men hier in 1911 een verkeerde inschatting maakte. Zoals ik eerder schreef was bijna alles voorbij Milwaukee destijds nog onontgonnen; hij ging dus te voet naar Madison en liep van daaruit door naar Outagamie. In Grand Chute stichtte hij een boerderij. Da’s dus bij mekaar een tocht van 264 kilometer hemelsbreed. ‘t Echtpaar bleef hun hele leven op de boerderij. Mike overleed eind april of 1/2 mei 1885 in Outagamie county (waarschijnlijk in Grand Chute), zijn echtgenote op 16 september 1891 in Grand Chute. Zij werd twee dagen later, op 18 september 1891, begraven op het Sint-Mariakerkhof in Greenville, waar ook Mike begraven was op 2 mei 1885.

Dan ga ik terug naar de familie McCarthy. Michael John McCarthy was een zoon van Stephen Patrick McCarthy en Margaretha (Margaret) Stoffel, een dochter van Mike Stoffel die hierboven beschreven wordt. Margaretha werd op 25 januari 1842 in Wassersuppen geboren en aldaar op 28 januari 1842 katholiek gedoopt. Ze kwam als kind mee naar de VS met haar ouders en woonde op dat moment in Grand Chute. Op 2 november 1862 trouwde ze in Appleton of Greenville met de ier Stephen Patrick McCarthy. Het echtpaar zou uiteindelijk tien kinderen krijgen. Eén van die kinderen was Timothy Thomas McCarthy (*Center, Outagamie, Wisconsin, 5/10-1866, ✞23/4-1946). Timothy was de derde zoon van het echtpaar. Ik vermeld hem omdat een van zijn zonen een bekende Amerikaan was, eentje over wie ik zelfs heb geleerd op school bij geschiedenis: senator Joseph Raymond McCarthy (*Grand Chute, Outagamie, Wisconsin, 14/11-1908, ✞Bethesda, Montgomery, Maryland, 2/5-1957). Democraat McCarthy ken ik als voorbeeld van het Amerika aan het begin van de koude oorlog, als communistenjager in eigen land. Hij stond aan de leiding van jarenlange aanvallen op allerlei personen en instanties die hij ervan beschuldigde communistisch te zijn, verraders dus. Hiermee kwam hij in conflict met onder anderen president Eisenhower en zette hij een vijandige toon neer die vrij cruciaal zou zijn in het verdere verloop van de Koude Oorlog, een toon of stijl die zijn naam kreeg: ‘Mccarthyisme‘. Een historisch figuur dus. 

De doopakte van dochter Margaret Stoffel in het katholieke DTB-boek van Wassersuppen, 1842. Bovenaan de afbeelding de legenda op de kolommen.(Afbeelding: Beiers Staatsarchief/Regionaal archief Pilsen, Tsjechië)

Senator McCarthy. (Afbeelding: Politico)

Stephen Patrick McCarthy werd geboren op 24 december 1825 in het gehucht Kyleagoonagh, in het graafschap Tipperary in Ierland. Hij werd op 27 december 1825 gedoopt in Borrisokane, de dichtsbijzijnde parochiekerk. Zijn ouders werden vermeld als Michael Carty en Mary Gleeson met als peter en meter Tim Carty en Ann Gleeson. Ook werd Kyleagoonagh vermeld als woonplaats van het gezin. Stephen was één van de kinderen uit het gezin McCarthy die de oversteek maakte. Volgens verschillende bronnen deed hij dat ‘als jongeman’, en in of rond 1848. Dat zou het verhaal ook brengen op nog iets wat ik ken uit mijn schoolgeschiedenisboek: de aardappelziekte of Ierse hongersnood van de periode 1845-1849. Men moet naar het Ierland uit die tijd kijken als een soort armzalig wingewest van het Verenigd Koninkrijk, op z’n zachtst gezegd achtergesteld. Anders, katholiek, gericht op landbouw, enzovoorts. Sterker nog, zó gericht op landbouw (en dan dus vooral de aardappel als grote basis voor alle voeding) dat toen er in 1845 een misoogst was ten gevolge van een aardappelziekte, er een serie van ellendige jaren aanbrak. In 1845 en 1846 mislukte de oogst door de ziekte. In 1847 stopte de ziekte door droogte, maar was er juist daardoor weer een misoogst, in combinatie met een uitbraak van buiktyfus. In 1848 brak de aardappelziekte weer uit door een natte periode. In december van dat jaar brak de cholera uit. Londen deed niets; het Angelsaksisch kapitalisme vierde hoogtij en de slechte verdeling van voedsel vormde daar een onderdeel van. Tegen het jaar 1849 lag het eiland volledig op haar gat. De basis onder het bestaan was weggevaagd. Meer dan een miljoen Ieren waren overleden aan de honger of ziekten. De bevolking van het eiland ging terug van acht miljoen naar ongeveer 3,5 miljoen. Miljoenen Ieren ontvluchtten het eiland. Ze gingen naar Australië, Nieuw-Zeeland, Canada, maar vooral: Amerika. Schepen voeren af en aan, volgepakt met Ierse families en alleenstaande mannen die nooit meer hun eiland terug zouden zien. Meer over deze tijd is te zien in deze Youtube-serie, echt een aanrader.

De kans dat Stephen één van die vluchtelingen was schat ik vrij groot in. Zoals ik eerder schreef emigreerde hij in 1848. Dat deed hij waarschijnlijk niet alleen; over zijn verdere familie schrijf ik verderop meer. McCarthy kwam terecht op een boerderij in upstate New York, waar hij ging werken als arbeider. Hard werk was ‘t, zo schrijft men. Na zeven jaar, in 1855, had hij genoeg geld bij elkaar gespaard om zijn eigen ‘homestead’ met land te kopen. Deze lag in Outagamie county, in Grand Chute of Center, en kocht hij van de broer van de boer voor wie hij werkte. Hij had uiteraard nog nooit zijn aankoop gezien, hij was zelfs nog nooit in Wisconsin geweest. Stephen spaarde nog even door, tot hij genoeg geld had voor twee ossen, een wagen en wat andere noodzakelijke spullen. Daarna heb ik te maken met twee bronnen, die allebei wat anders vertellen. Eén bron schrijft dat hij aan ‘t einde van zijn tien jaar in New York wat geld naar zijn moeder in Ierland stuurde en daarna met de ossenwagen richting Wisconsin ging, waar hij eenmaal aangekomen twee indianen op zijn terrein in een klein houthok. Een andere bron schrijft dat hij met de trein van New York naar Chicago reisde, en vanaf daar per ‘stagecoach’ (een soort taxi van paard en wagen) naar Milwaukee ging, en vanuit Milwaukee te voet naar zijn homestead in Outagamie. Aldaar ontdekte hij twee indianen die op zijn grond woonden. Hij bouwde een houthok waar hij in sliep, en maakte met hulp van de indianen zijn terrein vrij van wildernis en het opbouwen van zijn boerderijke.

Een portretfoto van Stephen McCarthy, vermoedelijk gemaakt in de jaren 1850 of 1860. Afbeelding: L. Kopka McCarthy.

McCarthy’s doopakte. (Afbeelding: Rijksarchief Ierland)

Twee tekeningen. Links een afbeelding die ook in mijn schoolgeschiedenisboek stond, als exemplarisch beeld voor de tijd van de Ierse hongersnood. Afgebeeld is Bridget O’Donnel. Een deel van haar verhaal was “wij werden afgelopen november uit ons huis gezet, we hadden wat achterstallige huur. Ik lag op dat moment op bed met griep. Ze begonnen met het slopen van ons huis. Tegen het moment dat het huis half afgebroken was droegen twee buurvrouwen, Nell Spellesley en Kate How, me naar buiten. Ik werd in een hut gelegd en heb daar acht dagen gelegen voor ik een miskraam had. Daarna lag ik er nog drie weken. Mijn hele gezin kreeg griep, en een dertienjarige jongen stierf van de honger toen wij allen ziek te bedde lagen.” Een heftig verhaal. Rechts een schets van afscheid van Ierse immigranten. (Afbeeldingen: links; Illustrated London News, 22 december 1849, rechts uit ‘An Illustrated History of Ireland from AD 400 to 1800’ (boek uit 1868) van Mary Frances Cusack, tekening van Henry Doyle.)

Stephen trouwde op 2 november 1862 in Greenville met Margaret Stoffel. Ik vermoed dat ‘t daar was omdat in Greenville de dichtsbijzijnde katholieke kerk stond. De biografieparagrafen in het grote naslagwerk over Outagamie uit 1911 vermeldde iets over de boerderij bij zoon William Patrick McCarthy. Namelijk dat zoon William in 1875 geboren werd op de boerderij van zijn ouders in Center. Als de eerdere bronnen kloppen woonde Stephen McCarthy zijn hele leven op de boerderij die hij zelf bouwde. De bron schrijft over hem:

“William P. McCarthy, wier uitmuntende boerderij van 73 hectare groot in het township Center ligt, is één van de meer bekende landbouwers in zijn sectie, en een zoon van pioniersouders. Hij werd geboren op 19 december 1875 op de boerderij van zijn vader in Center. (..) Zodra hij er in staat toe was liet hij zijn moeder overkomen vanuit zijn oude moederland, die vervolgens bij hem kwam wonen, op het land dat nu eigendom is van William P. McCarthy”

Dit betekent dat ik naast inschrijvingen van vader Stephen ook middels inschrijvingen in de census van zoon William zou kunnen achterhalen waar de door Stephen gebouwde boerderij ongeveer stond. In de volkstelling van 1870 wordt Stephen vermeld in de ‘town of Center’. Hij woonde daar met zijn gezin, er was sprake van een waarde van 4000 dollar in vastgoed en 575 dollar in persoonlijk vermogen. Naast hem woonden zijn jongere broer Tim McCarthy met zijn jonge gezin en het gezin van de Schotse immigrant Alex Beggs met zijn vrouw en 24 jaar oude tweeling William en Agnes. Ook in 1900, één jaar voor zijn overlijden, woonde hij op dezelfde plek. Naast hem woonden toen drie gezinnen Jense, allemaal van Duitse oorsprong, en het gezin van de eveneens Duitse Wenzel Schrieter. In de census van 1910 moeten we het dus zoeken bij zoon William. Op een rij staan dan John McCarthy, 26, Louisia McCarthy, 24, baby Lucile McCarthy, inwonend knecht Fred Hartmann, 22, William McCarthy, 35, Mollie McCarthy, 33, weduwe Margaret McCarthy, 67 (Margaretha Stoffel dus) en Ferdinand Jacobs, 22, inwonende knecht. In de volkstelling van 1910 wordt voor het eerst een straatnaam vermeld, en dat is McCarthy’s Road. Dat lijkt me geen toeval. Tussen Grand Chute en een kruising bij Center ligt deze weg, een kleine zeven en een halve kilometer lang. Om zeker te weten dat het ook om deze straat gaat keek in naar het adres wat ervoor vermeld stond in de census, en dat was ‘Hampils road’. En wat is simpelweg op Google te zien: aan het einde van McCarthy road ligt een bosje, naast ‘Bear Creek’, oftewel de Berenbeek. En dat bosje wordt begrensd door Hampel road. Dat is waarschijnlijk dezelfde straat.

In het boek ‘Land of the Fox, Saga of Outagamie county’ wordt een omschrijving gegeven van Center als een dorp waar Duitse en Ierse immigranten samenkwamen. En dat is in zekere zin terug te zien in het echtpaar McCarthy-Stoffel. 

“Center was vernoemd naar de gelijknamige plaats in Columbiana county in Ohio, waar veel van de vroege Ierse pioniers in het dorp een tijdelijk verblijf hadden voor ze naar Outagamie gingen. Deze groep, ook wel bekend als de ‘Irish buckeyes’, domineerde ‘t plaatselijk bestuur voor vele jaren. Dit was deels omdat zij de eerste pioniers waren in het dorp maar ook omdat zij een groot belang hadden in de welvaart en groei van het dorp. (..) Tegen 1857 was de oostelijke helft van het dorp bevolkt door Ieren, terwijl het midden- en noorden vlot ‘gevuld’ werden door Duitsers. Deze mensen werkten hard aan goede wegen, scholen en kerken. Goed onderhouden boerderijen, grote schuren en ferme omheiningen konden overal gezien worden zodra het land klaargemaakt was voor landbouw.”

Stephen McCarthy overleed op 11 augustus 1901, waarschijnlijk op zijn boerderij. Zijn weduwe Margaret McCarthy-Stoffel overleed na een aantal jaren bij haar zoon op 1 juli 1919, in Appleton of Mackville. Beiden werden begraven op de katholieke begraafplaats in Greenville.

Het gezin Stoffel-McCarthy, ik vermoed rond 1890. V.l.n.r., bovenste rij: Michael McCarthy, Margaret (Etta) McCarthy, Catherine (Kit) McCarthy, William Patrick McCarthy, Mary E. (Nell) McCarthy, Joseph McCarthy, Timothy McCarthy en Stephen McCarthy. Onderste rij: John McCarthy, vader Stephen Patrick McCarthy, Mary (Molly) McCarthy en moeder Margaret McCarthy-Stoffel. (Afbeelding: L. Kopka McCarthy aan de hand van onderzoek van Willard McCarthy, 2012)

Afbeeldingen: L. Kopka McCarthy

Katholieke tradities werden ook in het nieuwe thuisland voortgezet. Op deze foto de zussen Katherine en Etta McCarthy, die beiden non werden in het klooster van de Goede Herder in Saint Louis, Missouri. (Afbeelding: Little Chute Historical Society)

Stephen kwam dus uit Kyleagoonagh. We vinden dat gehuchtje op zo’n twintig kilometer ten noorden van Nenagh, in het midden van Ierland. Zijn vader Michael McCarthy moet rond 1800 geboren zijn; hij overleed ook in Ierland rond 1840. Moeder Mary Gleason werd in 1808 geboren. In de voetstappen van Stephen kwam zijn familie ook over. Mary kwam in 1860 naar de VS, met Stephens broer Timothy (Tim) McCarthy (*Killaloe, graafschap Clare, 10/10-1835, ✞VS, 1/5-1911). Tim trouwde later met Mary Ringrose (*Ierland, februari 1845, ✞Aberdeen, Brown county, Zuid-Dakota, 28/10-1911). Het gezin waar Ringrose uit kwam is in dezen interessant, omdat er een pad in te zien is van immigratie ‘door de VS heen’. Maurice Ringrose (*Bally Corney, graafschap Clare, Ierland, rond 1820, ✞Aberdeen, Brown county, Zuid-Dakota, 21/12-1904) en Anne Cox (*graafschap Clare, Ierland, 16/4-1821, ✞Aberdeen, Brown county, Zuid-Dakota, 21/12-1904). Het echtpaar Ringrose was in 1849 (en da’s geen toeval) naar Amerika gekomen en was in Appleton gaan wonen. Twee van hun zonen trokken in 1880 verder naar het westen, waar nog onontgonnen grond was. Zij zouden rond 1882 die zonen volgen. Als we kijken naar de geboorteplaatsen van hun kinderen zien we dat de oudste twee in Ierland geboren werden, hun derde kind, dochter Katherine Elizabeth Ringrose in Berlin, Hartford, Connecticut in 1850, en de andere vijf in Appleton of Greenville in Outagamie. 

Andere broers en zusters van Stephen dan. Er waren nog Michael McCarthy (*graafschap Tipperary, Ierland, 20/9-1830, ✞Chicago, Illinois, 1866, begraven op het Sint-Mariakerkhof bij Appleton), Mary Katherine McCarthy (*graafschap Tipperary, rond 1834, ✞Chicago, Illinois, 27/7-1874), zij was getrouwd met immigrant Daniel Fleming (*Ierland, 1824, ✞Chicago, Illinois, 24/6-1875) en tenslotte broer Patrick McCarthy (*graafschap Tipperary, Ierland, 17/3-1834,✞1919, begraven op het Sint-Mariakerkhof bij Appleton). Patrick McCarthy kwam drieënhalf jaar na zijn moeder naar de VS, in 1864 dus. Bij het opstellen van de biografieën in het boek History of Outagamie county in 1911 zou hij de enige van de kinderen McCarthy zijn die nog leefde. Patrick werkte na zijn aankomst eerst drieënhalf op een boerderij bij Rochester in New York. En dat is misschien wel bij dezelfde boerderij als waarop Stephen werkte ‘n kleine vijftien jaar eerder. Na die tijd kocht Patrick met zijn broer Tim een boerderij in Center in Outagamie, maar verkocht zijn aandeel aan Tim rond de tijd van zijn huwelijk, en richtte een boerderij op in Grand Chute. 

“In de lange tijd dat hij hier woonde is hij goed bekend geworden als een vooruitstrevende en praktische boer, een burger met gemeenschapszin en een vriendelijke buur. Hij is een goedgelovig parochiaan van de Sint-Mariakerk in Appleton, en is onafhankelijk van politieke gezindte.”

Patrick trouwde met Margaret Maloney (*graafschap Kerry, Ierland, 18/6-1842, ✞3/5-1911, begraven op het Sint-Mariakerkhof bij Appleton). Margaret kwam in ongeveer dezelfde tijd als Patrick naar de VS en woonde met haar moeder bij een nicht in New York City. Later woonde ze daar bij een broer die smid was. Daarna ging zij naar Chicago waar Patrick haar opzocht, om met haar te trouwen. Ze begonnen een boerderij net over de grens tussen Center en Grand Chute. 

Links: Mary Katherine McCarthy, getrouwd met Daniel Fleming, in het midden een familiegraf op het Sint-Mariakerkhof bij Appleton. Rechts: Maurice Ringrose en Anne Ringrose-Cox. (Afbeeldingen: L. Kopka McCarthy en Little Chute Historical Society)

Mary L. Withagen x Jeske

Dochter Mary Leonardius (Marie) Withagen trouwde niet veel later dan haar oudste zus. Dat was met Alfred Jeske op 30 april 1942 in Pacific county in de staat Washington. Getuigen daarbij waren Ernest R. Markham en Mary Ann Markham, waarbij de trouwambtenaar E.F. Wood woonde in Ilwaco. Beide echtelieden woonden toen in Pacific county. Alfred was geboren op 25 augustus 1918 in Seymour, Outagamie, Wisconsin. Ilwaco is een stadje aan de monding van de Columbiarivier. Alfred was militair in die tijd; hij werd later vermeld als Tweede Wereldoorlogveteraan. Pearl Harbor was in december 1941, daarmee was de oorlog voor de VS begonnen. Het epicentrum van de strijd was dus richting de Grote Oceaan. Mogelijk verklaart dit waarom men ten tijde van het huwelijk in Washington woonde. Het echtpaar Jeske-Withagen zou vier kinderen krijgen: Walter Gerard Jeske (*18/1-1948, ✞17/8-2002, begraven in Kaukauna, Outagamie), Allen John Jeske (*Green Bay, Brown, Wisconsin, 26/7-1949, ✞1/8-1949), Keith Jeske en Freida Haas-Jeske. Spijtig genoeg overleed ook Mary Withagen jong, op 5 januari 1959, ze was toen 39. Ze werd begraven op het Sint-Mariakerkhof in Kaukauna. Alfred hertrouwde op 8 december 1973 in Kaukauna met Loretta Lucy Redell (*Spring Hill, Illinois, 3/5-1923, ✞West DePere, Brown county, Wisconsin, 25/1-2015). Loretta was op haar beurt reeds weduwe, ze was getrouwd geweest met James C. Blean. Alfred werkte jarenlang bij de Thilmany papierfabriek in Kaukauna, een grote werkgever in het gebied, en later bij de ‘North Shore’ golfbaan. Beide echtelieden bereikten een respectabele leeftijd: Alfred overleed op 2 november 2017 in DePere bij Green Bay. Een dienst werd gehouden in de Methodistenkerk in Kaukauna, en er volgde een begrafenis met militair eerbetoon. Hij had een indrukwekkende hoeveelheid nabestaanden: één zoon, één dochter, twee stiefzonen, twee stiefdochters, zeventien kleinkinderen, 21 achterkleinkinderen en vijf achter-achterkleinkinderen. Een betovergrootvader dus!

Links Mary Jeske-Withagen, midden Alfred Jeske, rechts Loretta Lucy Redell. (Afbeeldingen: familie McCarthy, Wisconsin, begrafenisonderneming Verkuilen-van Deurzen, Little Chute Historical Society).

Alfred Jeske was een zoon van Arthur R. Jeske (*Cicero, Outagamie, Wisconsin, 3/9-1889, ✞Wisconsin, 28/7-1978) en Frieda H. Reim, of Rihm (*Marinette county, Wisconsin, 21/5-1892, ✞Outagamie county, Wisconsin, 12/10-1981) uit Wisconsin. Dat echtpaar woonde volgens meerdere censussen in de periode 1905-1940 in Cicero. Arthur kwam uit een Duitse familie, Pruisisch/Pommers om precies te zijn. Zijn ouders waren Johann Albert Heinrich Jeske (*Posen, Polen, 29/4-1846, ✞ Cicero, Outagamie, Wisconsin, 1938) en Ernestine Auguste Caroline Gustmann (*Karnitz bij Greifenberg, Pommeren, Polen, 11/7-1848, ✞ Black Creek, Outagamie, Wisconsin, 18/3-1931). Jeske en Gustmann waren op 29 september 1874 in Karnitz getrouwd en daarna naar de VS geïmmigreerd. Hun vertrek was op 8 juni 1875 vanuit Bremen op de SS Nuernberg, samen met het gezin van broer Albert Jeske. Zij reisden in ‘steerage class’. De stamboom van de familie Jeske loopt nog vrij ver door, en was door de jaren heen verspreid over dorpjes in het noordwesten van het huidige Polen: toentertijd nog deel van Pruisen, Duitsland. Het gebied waar de familie vandaan kwam is na de oorlog door Polen geannexeerd. 

Van links naar rechts: Arthur R. Jeske, Freida Reim, Johann Albert Heinrich Jeske en Ernestine Auguste Caroline Gustmann. (Afbeeldingen: A. Nichols)

Freida Withagen x Swiechowski

Wanneer dochter Freida trouwde is mij niet bekend. Over of zij kinderen kreeg en hoe haar leven verder was weet ik ook niets, behalve dat zij op 11 september 1999 in Kaukauna overleed, en aldaar werd begraven bij haar oom Leonard en zus Anna. Freida was getrouwd met Edward Harold (Eddie) Swiechowski. Eddie was geboren op 2 september 1928 in Menasha (Winnebago county, Wisconsin), een voorstad van Appleton. Zoals ik schreef weet ik niet zeker wanneer zij trouwden, maar hun huwelijk was geen lang leven beschoren. Eddie is als militair uitgezonden naar Korea, begin jaren ’50. De Koreaoorlog vond plaats vrij kort na de Tweede Wereldoorlog, en had te maken met de opdeling van Korea zoals we die nu nog kennen; een communistisch noordelijk deel gesteund door China en de Sovjet-Unie, en een zuidelijk democratisch deel met steun van de VN onder leiding van de VS. De dominotheorie, de theorie dat als één land communistisch werd, het volgende nabije land zou volgen, was alom aanwezig in het geopolitieke landschap in die tijd. Het was dezelfde vroege koude oorlog als waarin zich het verhaal van senator McCarthy, die ik eerder beschreef, zich afspeelde.

Eddie is op 1 maart 1952 gesneuveld bij Saman-Gol, in het huidige Noord-Korea. Hij was nog maar 23 jaar oud. Ik durf te stellen (en dat schrijf ik één dag na de Nederlandse veteranendag) dat Amerikanen een wat intensere cultuur hebben rondom het eren van hun veteranen. En terecht. Er is daardoor veel te vinden over gesneuvelde militairen; zo ook E.H. Swiechowski. Eddie was als ‘private first class’ lid van Company F, 2de bataljon, 18oste regiment infanterie van de 45ste divisie infanterie. Begin 1952 was de oorlog in wat rustiger vaarwater terecht gekomen, relatief dan. In de nacht van 29 februari 1952 bewaakte Swiechowski met wat anderen een aantal onklaar gemaakte tanks bij Saman-Gol, in wat nu Noord-Korea is. In de ochtend werden zij aangevallen, en Swiechowski sneuvelde bij de ontploffing van een mortiergranaat. Zijn naam werd opgenomen in een monument voor gesneuvelde veteranen in zijn thuisstad. Swiechowski was een zoon van Isidore Louis Swiechichowski en Clara Maciejewski. Moeder Clara werd geboren op 8 juli 1900 in Menasha (Winnebago county, Wisconsin) en overleed jong, op 2 augustus 1932 in het Theda Clarkziekenhuis in Neenah (Winnebago, Wisconsin). Zij werd op 4 augustus van dat jaar begraven in Menasha. Menasha was ook de thuisplaats van haar ouders, de Poolse immigranten Albert Maciejewski (*Brzeziny, Koejavië-Pommeren, Polen, 3/4-1863, ✞Menasha, Winnebago, Wisconsin, VS, 10/1-1938) en Mary Ann Galant (*Posen, Groot-Polen, Polen, 11/3-1863, ✞Menasha, Winnebago, Wisconsin, VS, 11/10-1939). In tegenstelling tot de familie Jeske, ook uit Polen, waren zij ook echt ethnische Polen. Zo komt eigenlijk een groot deel van het Noord-Europese landschap terug in één gebied; een enorme variëteit aan afkomsten.

E.H. Swiechowski (Afbeelding: Korean War Project)

‘Man uit Menasha overlijdt in het huis van zijn dochter’. Op het eerste gezicht lijkt het alsof het om ongebruikelijk nieuws gaat, maar dit stukje moet gezien worden als een overlijdensbericht in ‘n wat andere vorm. Als het adres, Appleton Street 711 in Menasha, nog klopt, is het huis op de rechterfoto waar het om gaat. De straat ernaast heet ‘Warsaw Street’, toeval? (Afbeeldingen: The Oshkosh Northwestern, 1938/Google)

Isidore Louis Swiecichowski werd geboren op 21 maart 1899 in Wisconsin, plaats niet bekend. Hij of zijn zoon was degene die hun achternaam inkortten; de eerste ‘ci’ ging eruit. Hij werd in 1917 of 1918 geregistreerd voor de dienstplicht, op het moment dat Amerika deel ging nemen aan de Eerste Wereldoorlog. Verdere informatie uit dat document was dat hij grijze ogen had, bruin haar, en dat hij vuilnispletter was bij ene Michael Niespodzany; aan de achternaam te zien eveneens een Pool. Isidore zou vóór 2/9-1928 trouwen met Clara. Bij het opnemen van de census woonde het gezin in Menasha. Opvallend is dat werd vermeld dat zijn ouders uit Duitsland kwamen, en haar ouders uit Duits Oost-Pruisen. Eerder schreef ik al dat de grens tussen Duitsland en Polen wat veranderlijk was door de geschiedenis heen, maar het verschil tussen Posen en Oost-Pruisen is wel erg groot. Daarbij werd de moeder van Isidore in Amerika geboren, maar daarover verderop meer. Swiecichowski overleed in 1961, hij werd begraven op de Sint-Jansbegraafplaats in Fox Crossing (Winnebago, Wisconsin, VS). De kans is heel groot dat Isidore werd geboren in Hofa Park, een gehucht bij Seymour (het hamburgerstadje). Hij was een zoon van John Swiecichowski (*Targowa Górka, Groot Polen, Polen, 27/6-1858, ✞ Hofa Park, Shawano, Wisconsin, VS, 13/8-1938) en Helen Zygmanski (*Hofa Park, Shawano, 1879, begr. Sint-Stanislausbegraafplaats in Hofa Park, Shawano, Wisconsin, VS, 1954). Het moge duidelijk zijn; Hofa Park was een gebied wat bijna louter door katholieke Poolse immigranten werd bevolkt. Dit blijkt ook uit de website van de RK Sint-Stanislausparochie van het dorpje, waarop bijna alleen maar Poolse familienamen te lezen zijn. De ouders van John waren Mathew Swiecichowski (*Habsberg, Koejavië-Pommeren, Polen, 17/9-1829, ✞Polen) en Mary Madra (*Targowa Górka, Groot-Polen, 1832, ✞Pennsylvanië, VS, 1889). Zij waren getrouwd in 1855. Over Mathew is bekend dat zijn vader Thomas Swiecichowski overleed op 3 juni 1833 in Chabsko oftewel Habsberg in Polen en dat zijn zonen John en Joseph beiden in Polen werden geboren. Het lijkt erop dat het pad zo was dat minstens twee zonen na het overlijden van hun vader naar Amerika gingen, er vervolgens één richting Wisconsin vertrok en één in Pennsylvanië bleef hangen. Later kwam dan moeder Mary.

Kom ik aan bij de ouders van Helen Zygmanski. Hun verhaal geeft goed het ontstaan van een Poolse gemeenschap weer. Haar ouders waren Valentinus (Valentine) Zygmanski (*Polen, 14/2-1834 ✞Hofa Park, Shawano, Wisconsin, VS, 2/11-1933) en Mary Peplinski (*Polen, 25/3-1834, ✞Milwaukee, Milwaukee county, Wisconsin, VS, 8/1-1835). Zij waren getrouwd in 1864, waarschijnlijk in Polen. Wat allereerst bijzonder is aan dit echtpaar is hun onwaarschijnlijk hoge leeftijd: hij werd 99, zij honderd jaar oud. Zygmanski was betrokken bij het opzetten van een Poolse gemeenschap in Shawano county. Pionier J.J. Hof was daar initiatiefnemer van. Hof had eerder geprobeerd grond rondom Seymour te verkopen aan Noorse immigranten, maar dat werd geen succes. Hij gooide het over een andere boeg. In het boek ‘Poles in Wisconsin’ schrijft Susan Gibson Mikos het volgende erover:

“In de zomer van 1877 werd er in de kranten doelgericht geadverteerd aan Poolse families in Milwaukee; zij werden aangemoedigd om zich te vestigen in land bij het toekomstige dorp Hofa Park in het Shawano-stadje Maple Grove. Hof beloofde dat dit het begin was van een plan om veel meer Poolse pioniers naar de streek te brengen en dat, als het een succes werd, er meer Poolse ‘koloniën’ zouden volgen. In september 1877 kwamen de eerste Poolse pioniers vanuit Milwaukee naar de noordwestelijke sectie van Maple Grove. Het waren Valentine Peplinski, Valentine Zygmanski, Michael Lepak en Frank Lepak, van oorsprong uit de provincie West-Pruisen.”

Het echtpaar Zygmanski-Peplinski. (Afbeelding: Little Chute Historical Society)

Zygmanski was de eerste dus; de eerste deelnemer aan Hofs project. Hof pakte het erg professioneel aan, hij zou nog meer campagnes opzetten gericht aan andere Polen in de VS en brieven sturen met lijsten van Polen die met succes aan het landbouwen waren rondom Hofa Park. In acht nemende hoeveel waarde Polen hechten aan hun katholieke geloof werden er tekeningen van toekomstige RK-kerken bijgevoegd, waarbij hij dan zou vergeten te vertellen dat men die kerken dan wel zelf moest bouwen. Hoe dan ook; het werd een succes. Tussen 1883 en 1897 ontstonden in de omgeving meer Poolse dorpen: Pulaski, Sobieski, Kosciuszko en Krakow. Ook in het boek ‘Immigrants on the Land: Agriculture, Rural life and Small Towns’ wordt Zygmanski vermeld als een Pool die vanuit Milwaukee de stap waagde. Ik vermoed eveneens dat Mary Peplinski en Valentine Peplinski familie van elkaar waren. 

Afbeeldingen hier van ‘t graf van Isadore en zijn vader John. In de Appleton Post-Crescent werd Swiecichowski’s adres vermeld. Als de nummering hetzelfde is, is het huis rechts waar hij in Menasha woonde. (Afbeeldingen: Google/Appleton Post-Crescent 29 juni 1961/Wiscsuzski en UP Graves op Findagrave).

Leonard Withagen x Ciha

De jongste uit het gezin was enige zoon Leonard N. Withagen, ook wel ‘Uncle Sonny’ of oom Sonny genoemd. Leonard werd geboren op 7 januari 1932 in Minnesota. Hij vocht net als zijn zwager in de Korea-oorlog. Op 3 oktober 1956 trouwde hij met Geraldine Ciha; over haar later meer. Het echtpaar Withagen kreeg drie kinderen: Barbara Withagen (*1957), met wie ik veel contact had in aanloop naar dit artikel, Richard L. Withagen (1960-1989) en Bonnie Withagen (1964-1995). Twee van hen overleden dus erg jong. Ook Leonard werd niet heel oud, hij overleed op 19 november 1998 te Kaukauna en werd begraven op het Sint Mariakerkhof aldaar. Zijn weduwe Geraldine Ciha overleed enkele jaren terug, op 29 juli 2013 te Menasha (Winnebago county, Wisconsin). 

Links: uitsnede van een gezinsfoto van bovenaan dit artikel: Leonard op schoot bij zijn vader. Rechts het graf van Leonard in Kaukauna (afbeelding: Findagrave).

Twee mooie kleurenfoto’s van rond 1960. Bovenaan v.l.n.r. schoonvader Joseph Ciha, Geraldine Ciha Withagen, schoonmoeder Octavia Dandois Ciha, Jim Ciha, Leonard Withagen, Barbara Withagen Ciske, Rita Ciha, Karin Ciha Robinson, tante Gladys Jochman en oom Vernon Jochman. (Afbeelding: B. Withagen Ciske).

Geraldine Ciha werd geboren op 9 maart 1934 te Appleton. Haar ouders kwamen daar niet vandaan; hun afkomst moeten we meer naar het oosten zoeken, richting het Michiganmeer. Haar ouders waren Joseph John Ciha (*Casco, Kewaunee county, 21/11-1892, ✞ Appleton, 7/8-1965) en Octavia Ann (Octave) Dandois (*Brussels, Door county, 6/8-1893, ✞ Appleton, 7/3-1975). Kewaunee ligt op zo’n 75 kilometer van Appleton. Van het echtpaar Ciha-Dandois stelde ik het onderstaande rijtje adressen op:

Adressen:

  • 1905: Casco, Kewaunee
  • 1910: Casco, Kewaunee
  • 1920, Gardner, Door
  • 1935: mogelijk Gardner, Door (zelfde huis)
  • 1940: Center, Outagamie
  • 1942: Center, Outagamie

Het lijkt erop dat het gezin in 1934 al in Appleton woonde of kwam, en in aanloop naar oorlog echt naar Outagamie verhuisde. De achtergrond van Joseph John Ciha vinden we terug in Kewaunee county. Zijn ouders waren Frank W. Ciha (*Bohemen, 25/7-1862, ✞ Casco, Kewaunee, 29/3-1905) en Mary Kruel (*Bohemen, 30/4-1865, ✞ Brussels, Door, 25/1-1935). Tsjechen dus, en daar had je er meer van in Wisconsin, viel eerder te lezen. Kruel lijkt wel een naam van Duitstalige oorsprong. Frank was arbeider in 1905. 

Adressen (tot en met 1905 beide echtelieden):

  • 1885: Casco, Kewaunee
  • 1905: Casco, Kewaunee
  • 1910: Casco, Kewaunee
  • periode 1916-1922: Algoma, Kewaunee
  • 1920: Ahnapee, Kewaunee
  • 1923: Brussels, Door
  • 1930: Green Bay, Brown

Nog een generatie verder terug. Frank Ciha was een zoon van Wenzel Ciha (geboren rond 1829 in de Bohemen) en Anna Kromatkova. Daar is dus duidelijk geen Duitstalige achtergrond te bemerken. Het lijkt erop dat Frank zelf naar de VS kwam en dat zijn ouders in Europa bleven. Dat was niet het geval bij de ouders van Mary Kruel, landbouwer Joseph Krall (ook Kral, *Bohemen, november 1844, ✞ Two Creeks, Manitowoc, Wisconsin, 7/12-1911) en Barbara Kresl (*Bohemen, december 1841, ✞ Wisconsin, 23/4-1919). Zij kwamen in 1866 naar de VS samen met oma Anna Graschl (*rond 1810, ✞ Manitowoc county, Wisconsin, 7/8-1877, weduwe van Anton Kresl, wat waarschijnlijk een variant is op Graschl).

Adressen:

  • 1865: Bohemen
  • 1866: immigratie
  • 1870: Two Creeks, Manitowoc
  • 1900: Two Creeks, Manitowoc
  • September 1874: Duck Creek, Brown, Wisconsin
  • 1877: Two Creeks, Manitowoc
  • 1905: Two Creeks, Manitowoc

Een relatief ‘vroege’ immigratie dus. Daarover werd in 1911 geschreven in een korte biografie van Anton M. Krall in ‘History of Manitowoc County Wisconsin’ door dokter L. Falge.

“Zijn vader, Joseph Krall, kwam uit de Bohemen en vertrok naar Amerika in 1866. Onderweg naar de Mississippivallei, kwam hij terecht in Two Creeks township in Manitowoc county, waar hij een stuk land veiligstelde en zich vestigde als landbouwer. De grond is dit district is rijk en reageert goed op de zorg en arbeid die eraan besteed wordt. Daarom cultiveerde dhr. Krall zijn land zorgvuldig, met als gevolg goede oogsten. Veel energie besteedde hij aan zijn landbouwwerk tot zijn dood op 71-jarige leeftijd in 1911. Als jongeman trouwde hij met Barbara Kressel, eveneens geboren in de Bohemen. In dat land overleed haar vader, waarna haar moeder met de familie Krall meekwam naar Amerika. Dhr. en mevrouw Joseph Krall kregen vijf zonen en vijf dochters; zes ervan zijn daar nog van in leven (in 1911 ^JB): Wenzel, die de oude familieboerderij in Two Creeks township bewoond, John, een timmerman in Antigo, Wisconsin, Anton M. over wie deze biografie gaat, mevrouw Mary Chiha, een weduwe woonachtig in Casco, Wisconsin, Anna, de vrouw van John Duchan uit Antigo en mevrouw Frances Cherf, een weduwe en eveneens woonachtig in Antigo.”

Op deze kaart zien we Door county op het schiereiland in Lake Michigan en Kewaunee county net daaronder, op zo’n zeventig kilometer van Appleton. (Afbeelding: Wisconsin Department of Health Services)

Tenslotte wil ik het hebben over mijn favoriete land. Wellicht denkt u dat dat de VS is, na dit artikel. Maar neen, ik wil het hebben over België. Of Belgisch-Amerikanen althans. Wie aan 19de eeuws Amerika denkt, en dan aan de immigranten in het bijzonder, denkt aan Ieren, Duitsers, de eerste Italianen of zelfs Nederlanders. Maar Belgen, nee, dat ligt niet voor de hand. En dat blijkt ook niet uit de cijfers van 2013. Ter vergelijking: in dat jaar waren er 4.533.617 Amerikanen die claimden van voornamelijk Nederlandse komaf te zijn, da’s 1,43% van alle Amerikanen, tegenover 361.667 Amerikanen die aangaven een Belgische achtergrond te hebben. Wat daar de oorzaak van is, kan ik niet met zekerheid zeggen. Maar ik vermoed wel wat dingen. Teneerste is er vanaf het begin van de ontwikkeling van de Nieuwe Wereld een Nederlandse gemeenschap rondom het huidige New York: het hier alom bekende Nieuw-Amsterdam met Nieuw-Nederland. Die kolonie heette Nova Belgica in het Latijn trouwens, en da’s verwarrend, maar daar werden toen nog geen Belgen mee bedoeld. Er zaten onder al die kolonisten veel mensen uit Vlaanderen en Wallonië. Ook uit veel andere Europese landen trouwens. Maar nakomelingen van hen, en zeker die met een Nederlandstalige naam, zullen tegenwoordig aangeven van Nederlandse komaf te zijn. En dat terwijl hun naam misschien wel Vlaams is. Sowieso bestaat het idee België pas sinds 1830, en er was ook niet persé sprake van veel geloofsvluchtelingen of afgesplitste protestantse kerken die hun heil gingen zoeken in de VS. Ze waren er zeker, dat is ook te zien in de voorbeeldvideo helemaal bovenaan dit artikel. En waar de meeste immigranten in de periode 1880-1920 België verlieten, waren sommige van hen eerder. En dus zijn er ook Belgische gemeenschappen in Amerika.

Boven het eerder omschreven Kewaunee ligt het schiereiland Door. Dicht bebost lag het jaren lang in het Michiganmeer, zonder ook logische handelsroutes van de Fransen o.i.d. te omvatten. Begin 19de eeuw waren het wat Ieren en Moraviërs die het schiereiland voor het eerst bemensten, maar in de loop van de 19de eeuw ontstond voornamelijk in het zuiden van het county een grote gemeenschap van voornamelijk Walen. Het karakter daarvan is nog terug te vinden. Zo wordt er kermis gevierd en (zie afbeelding hieronder) is er een festival met reuzen (fameus in Wallonië maar ook bekend uit Bergen op Zoom), zijn er wegkapelletjes en is er een zekere typerende architectuur met Belgische kenmerken (twee onderste foto’s). Op het mooie bord, wat in Amerika een historische plaats aangeeft, staat het volgende:

“De grootste Belgische nederzetting van Wisconsin en het land is gelegen in delen van Brown, Kewaunee en Door counties, gelegen aan het water van Green Bay. Waalssprekende Belgen bouwden nederzettingen in de regio in de jaren 1850 en maken nog steeds een groot deel van de bevolking uit. Een variëteit aan kenmerken laat de aanwezigheid van de Belgisch-Amerikanen zien: plaatsnamen als Brussels, Namur, Rosiere en Luxemburg, een lokale Franse creooltaal, gezamelijke achternamen, unieke gerechten (boohyah, trippe, jutt), het ‘Kermis-oogstfestival’, en in het bijzonder architectuur. Veel van de oorspronkelijke houten gebouwen van de Belgisch-Amerikanen werden verwoest in de vuurstorm die over Door county raasde in oktober 1871. Een paar stenen gebouwen, gemaakt van lokaal dolomietsteen, overleefden de brand. Vaker voorkomend zijn de gebouwen van rode baksteen uit de jaren 1880, met hun kenmerkende ‘gable-end’ en ‘bull’s-eye’ ramen. Sommige huizen hebben losse zomerkeukens met bakovens aan de achterkant. En de Belgen, veel van hen toegewijde katholieken, richtten kleine wegkapelletjes op zoals in hun thuisland.”

Afbeeldingen: Wikimedia Commons, NEW-Namur, Y. Paquet, L. Mahin en de Door County Pulse.

 

Overzichtskaart van het gebied ten zuidoosten van Brussel met schuingedrukt de franstalige variant op de plaatsnaam en in het rood de provinciale- en gewestelijke grenzen.

Eén van de provincies in Wallonië is Waals-Brabant. Zoals een aantal lezers ongetwijfeld welbekend is, was de oude regio Brabant als één geheel veel groter dan het Noord-Brabant wat we in Nederland kennen. De regio met haar unieke dialect, taalkenmerken, bevolking en katholieke geloof strekt zich uit over Nederland en de Belgische gewesten Vlaanderen en Wallonië, en is sinds de Belgische onafhankelijkheid in 1830 verdeeld over de Nederlandse provincie Noord-Brabant (waar Bergen op Zoom in ligt) en de Belgische provincies Antwerpen en Zuid-Brabant. In die laatste provincie lagen de Belgische en Europese hoofdstad Brussel en universiteitsstad Leuven. Echter: het zuiden van die provincie is niet nederlands- maar franstalig, en met een eveneens woekerende verfransing van Brussel heeft de taalstrijd die zuidelijke provincie opgebroken; letterlijk. In 1995 splitste de provincie in Vlaams-Brabant (nederlandstalig), Waals-Brabant (franstalig) en een nieuw hoofdstedelijk gewest Brussel (tweetalig). Leuven werd de hoofdstad van het noorden, Waver van het zuiden. Waals-Brabant is de kleinste provincie van België en niet heel dichtbevolkt maar kenmerkt zich toch als ‘achterland’ van de wereldstad Brussel. Het is heuvelachtig en net als de rest van Wallonië vrij arm. Beroemd zijn ook Waterloo, van de slag bij Waterloo, en het antieke Zoniënwoud: een beukenwoud wat onderdeel uitmaakt van voormalig oerbos wat al bekend was in de Romeinse tijd en UNESCO-werelderfgoed is. 

In Door begint het verhaal van de moeder van mevrouw Ciha Withagen; Octavia Ann Dandois. Zij werd op 6 augustus 1893 geboren in Brussels, Door, als dochter van Hubert Dandois (*Brussels, Door, 19/2-1869, ✞ aldaar, 30/3-1934) en Marie Virginie (Virginia) Mathy (*Sart-lez-Walhain, Waals-Brabant, 29/2-1868, ✞ Brussels, Door, 8/9-1933). Hubert groeide op in Brussels waar hij ‘s winters naar school ging en ‘s zomers op het land hielp. Vanaf zijn 19de leerde hij in Brussels en Marinette het vak van smid. Tot 1909 had hij zijn eigen smidse; daarna opende hij een garage. Daarnaast had hij ook nog een saloon, was hij paardenhandelaar én had hij zestig hectare landbouwgrond in Brussels en veertig hectare landbouwgrond in Gardner. Hubert trouwde op 16 juli 1892 in Brussels met Virginia Mathy. Virginia kwam op jonge leeftijd eveneens vanuit Waals-Brabant naar Wisconsin. Zoals ik schreef werd zij geboren in om zeven uur ‘s morgens in 1868 in Sart-lez-Walhain (zie ook de overzichtskaart) in het huis van haar ouders: Charles Joseph Ghislain Mathy (*Nil-Saint-Martin, Waals-Brabant, 20/2-1840, ✞ Brussels, Door, 11/2-1887) en Anne Josephine (Annie) André (*Sart-lez-Walhain, 19/7-1839, ✞ Brussels, Door, 22/1-1925). Uit de geboorteakte van Virginia uit het Belgisch rijksarchief weet ik dat vader Charles in dat jaar (1869) dagloner was en moeder Annie huishoudster. Toen Virginia jong was emigreerde zij met haar ouders naar Door, waar haar vader land kocht in Union township en daar een boerderij en ‘family home’ bouwde. Hij zelf overleed daar in 1887, waarna de familie Mathy naar een andere boerderij verhuisde. Virginia’s grootouders in België waren het echtpaar Jean Joseph Mathy (*Walhain-Saint Paul, Waals-Brabant, 24/12-1811, ✞ Nil-Saint-Martin, 19/10-1888, ‘domestique’, zoon van dagloner Jean François Joseph Mathy en Jeanne Joseph Charles), op 3 mei 1838 te Nil-Saint-Vincent getrouwd met Joséphine Chaufoureau (*Nil-Saint-Martin, 7/2-1811, dochter van Pierre Joseph Chaufoureau en Anne Joseph Thibeau) enderzijds en het echtpaar Louis Joseph Andre en Marie Catherine Joiret anderzijds. Hubert Dandois werd begraven in 1934 op de Sint Franciscus Xaveriusbegraafplaats in Brussels.

Hubert Dandois en Virginia Mathy. De bron van de afbeeldingen ben ik kwijtgeraakt helaas.

Bij wijze van sfeerbeeld: vlak naast Sart-lez-Walhain ligt het ‘bois de Buis’, een superklein beukenbos van één bij anderhalve kilometer groot, wat erg doet denken aan het Zoniënwoud waar ik eerder over schreef. De plaatjes komen van Google Streetview. Opklikken voor vergroting.

Een overzichtje. Opklikken voor vergroting.

Het verhaal van de familie Dandois is eigenlijk het mooiste uit dit hele artikel, wat mij betreft. Kijken we naar het verhaal van Wouter Withagen, gaat het over een immigratie naar een land dat al bestaat. Een groot agrarisch gebied wat nog niet af was, maar al wel ontgonnen. Dat ligt anders bij de ouders van grootouders van Hubert Dandois; zij waren de grondleggers van de Waalse gemeenschap op het schiereiland. Het waren pioniers. 

Hubert was een zoon van Etienne Joseph (Ethan) Dandois en Marie Octavie Delveaux. Etienne, een schoenmaker van oorspronkelijk beroep, en zijn vrouw werden geboren in Graven, een stadje bij Waver in het noorden van Waals-Brabant. Etienne werd geboren in Lambais onder Graven om ongeveer één uur ‘s nachts. Getuigen bij de aangifte van zijn geboorte waren Antoine Lacourt, 28, kapper en Leopold Joseph Degeneffe, 37, veldwachter, beiden woonachtig in de gemeente Graven. Hij was een zoon van Jean François Dandois (ook Dandoit, *Lambais bij Graven, 24/5-1795, ✞ Graven, 11/5-1865) en Jeanne Josephe Bouffioux (*Eerken, Waals-Brabant, 3/11-1796, ✞ Graven, 24/7-1853). Dandois was net als zijn zoon schoenmaker van beroep (1828, 1856) en trouwde op 3 augustus 1818 te Graven met Bouffioux. Grootouders van Etienne waren Gilles Junior Dandois (*Graven, 14/8-1748, ✞ aldaar, 9/6-1816), op 19 juni 1785 te Graven getrouwd met Marie Anne Catherine Lacourt (*Graven, 6/6-1759, ✞ aldaar, 19/6-1848, ‘dévotaire’) en Jean Joseph Bouffioux (*Court-Saint-Étienne, 16 februari of 12 december 1762, ✞ Eerken, 21/5-1848, dagloner), getrouwd op 28 oktober 1787 met Jeanne Josephe Collin (*Eerken, 5/8-1767, ✞ aldaar, 2/2-1810, huishoudster). 

Geboorteakte van Etienne Joseph Dandois, 1828. (Afbeelding: Rijksarchief België)

Lambais, waar Etienne geboren werd, is in feite een lange straat langs het stadje Graven. Er staan wat oude arbeidershuisjes en grotere villa’s. Op deze screenshot van Google Streetview zien we de straat Lambais met in de verte de heuvel van waarop je kan uitkijken over de stad.

De vrouw van Etienne en de moeder van Hubert was Marie Octavie Delveaux. Marie werd geboren te Graven op 14 april 1835 als dochter van Hubert Ferdinand Delveaux (ook Delvaux of Delveau, *Graven, 27 juli 1800, ✞ Brussels, Door, Wisconsin, 1/3-1870) en Marie Françoise Socquet (*Graven, 16/2-1799, ✞ Union, Door, Wisconsin, 1870). Delveaux was een man die nogal wat ambachten onder de knie had, hij werd thuis in België vermeld als dagloner (1826), krijtmaker (1844), en zou zelfs harnassen gemaakt hebben in Brussel. Hij was al sinds 20 juni 1826 (te Graven) getrouwd met zijn vrouw Marie Françoise. 

Even terug naar de kinderen. Ik stel me wat voor. Het is 31 januari 1856. In Nederland is het die dag winderig en een kleine vier graden, dus dat zal in Graven ook ongeveer zo geweest zijn. Etienne en Marie staan voor het altaar in de wat lompe renaissance-achtige Sint-Joriskerk, in het centrum van Graven. Ze komen zojuist van het stadhuis aan de overkant, waar ze ten overstaan van ambtenaar van de burgerlijke stand Louis Duchesnel elkaar het ja-woord hebben gegeven. Nu moeten ze hetzelfde doen voor meneer pastoor. Er is veel familie bij, neefjes, nichtjes. Allemaal hebben ze, voor zover ze die hebben, hun netste kleren aan. In stilte zitten op de voorste rij de vader van Etienne en de vader en moeder van Marie. Het bruidspaar glimlacht zachtjes naar de ouders van Marie. Dit huwelijk is niet het grootste avontuur wat ze dit jaar aan zullen gaan.. 

Hoe deze mensen bij hun plan kwamen weet ik niet. Er was enorme armoede in de streek, de industriële revolutie was nog niet helemaal losgebroken. En dan nog, die revolutie bracht niet veel beters. Misschien kwam iemand uit de stad soms in Brussel, en had diegene gehoord van mogelijkheden in Amerika. Of kende hij franstaligen die naar franstalig Canada waren vertrokken. Maar ze gingen. Waarschijnlijk bestond de groep uit Etienne, zijn vrouw Marie, haar ouders en haar broers en zusters. Er zijn verschillende bronnen die vertellen over de reis, waarbij het waarschijnlijk is dat beiden zich baseren op de getuigenverklaring van de oudste zoon van het echtpaar Delveaux-Socquet: Constant Delveaux. De reis begon met in Antwerpen geraken, waarschijnlijk per stoomtrein. Er worden twee jaartallen genoemd: 1849 en 1856. Volgens de eerste verklaring zou de groep met een zeilschip genaamd de ‘Seymour’ vertrokken zijn. Stel je het verschil eens voor met de stoomschepen waarmee o.a. Wouter Withagen de oversteek maakte. De overtocht zou zes maanden duren, maar de Seymour zou schipbreuk hebben geleden, waarna men naar ‘Flushing’ moest voor reparaties. Aan de hand van de tweede versie van het verhaal vermoed ik dat Flushing staat voor Vlissingen, niet voor de wijk in New York. Men ging opnieuw op weg en arriveerde in Québec, in toenmalig Brits Canada. De tweede versie van het verhaal omschrijft een overtocht in 1856. De groep zou, na twee dagen wachten, op 18 maart 1856 in de Antwerpse haven aan boord gegaan zijn van het schip ‘Lacedemon’. Na tien mijl zou men in een heftige storm terecht gekomen zijn, die het grootste deel van de hoofdmast afsloeg. Men keerde terug voor reparaties die 23 dagen duurden. Tien zeemijlen is 18,52 kilometer, en vanaf de Antwerpse haven is dat nog op de Schelde, ter hoogte van Berendrecht. Dus nog voor men de Westerschelde opging, oftewel nog voor men de zee op ging. Als die tien mijlen gerekend zijn vanaf het uiteinde van de Westerschelde ligt een reparatie in Vlissingen wel voor de hand. Na de drie weken reparaties ging de Lacedemon weer varen en dat zal waarschijnlijk de eerste keer zijn dat Etienne en zijn familie op volle zee waren. Volgens de tweede verklaring kwam men na negentien dagen, op 12 mei 1856, aan in Québec. En die negentien dagen vormen wel een heel groot verschil met de zes maanden die eerder genoemd werden. Sowieso lijkt de tweede verklaring mij betrouwbaarder: het huwelijk tussen Etienne en Marie was in 1856, in Graven. Dat zou betekenen dat hij zeven jaar eerder op 21-jarige leeftijd alleen naar de VS gegaan was, daarna teruggekeerd was en toen opnieuw de reis maakte. Wouter Withagen legde een soortgelijk pad af, maar dat was écht een andere tijd. Het was te duur en te moeilijk om ‘op en neer’ te gaan. 

Het marktplein van Graven, met rechts de stadskerk. (Afbeelding: Google).

De trouwakte van Etienne Dandois en Marie Octavie Delveaux. (Afbeelding: Rijksarchief België)

Links de haven van Antwerpen, 1860, dezelfde haven als vanwaar Wouter Withagen een kleine zestig jaar later zou vertrekken. Rechts de haven met lage stad en douanepost in Québec in datzelfde jaar. Ertussen ligt zo’n 5800 kilometer aan oceaan. (Afbeeldingen: Felixarchief, collectie Edmond Fierlants, rechts Musée McCord)

In Québec ging de groep aan boord van een kleinere boot die hen naar Montréal bracht over de Sint-Laurens. Aldaar was het weer overstappen op een boot die hen verder het binnenland inbracht, naar Toronto. Vanwege franstalig Canada moet Toronto de eerste plaats sinds Antwerpen zijn geweest waar de inwoners geen frans spraken. In Toronto ging de groep op de trein, die hen tot aan het Michiganmeer kon brengen. Aan de Canadese oever van dat meer gingen ze weer aan boord van een zeilschip dat hen de grens over zou brengen naar Green Bay, Wisconsin. Eenmaal in Green Bay moet men uitgeput geweest zijn van de wiebelende kajuiten en wagons. Hier hoorden zij weer Frans spreken, en werden ze door de lokale franstaligen hartelijk ontvangen; die gemeenschap smachtte naar nieuws uit hun oude thuisland en hoopten dat de immigranten hen dat konden brengen. De groep was intussen uitgebreid: op het schip dat over het Michiganmeer voer hadden zij mede-immigranten leren kennen; Alexis Franc en Francis Petris. De bron vermeldt ook dat de groep Etienne Dandois aan boord had leren kennen, maar dat kan ik weerleggen door de trouwakte.

Hoe lang men in Green Bay verbleef weet ik niet, maar wel dat zij aldaar een priester ontmoetten, die hen de tip gaf contact op te nemen met meneer Rikari. Meneer Rikari sprak Frans en woonde in Union op het Door-schiereiland. Hij begeleidde nieuw aangekomen immigranten in Green Bay naar onontgonnen land aldaar, en deed dat in dit geval ook. Delveaux, zijn schoonzoon Dandois, Franc en Petris (en hun gezinnen) gingen op pad met Rikari. Volgens de overlevering leidde het kompas van Rikari hen direct naar sectie 6, township 26, range 24 in wat later Brussels zou zijn. Het was een wandeling van veertig kilometer, maar met hun hele hebben en houwen én door dichtbebost gebied zonder paden of wegen. Uiteindelijk kwamen ze aan in wat later Brussels zou worden. Waarschijnlijk met behulp van Rikari hadden ze zicht op wat de percelen zouden worden: Ferdinand Delveaux kreeg vier ‘forties’ land, Dandois, Petris en Franc elk twee ‘forties’. Deze vier mannen en hun gezin waren niet alleen de allereerste Belgen in het gebied, maar ook de eerste Europeanen. De verklaring omschrijft duidelijk hoe de indianen die ze tegenkwamen nog nooit blanken hadden gezien. Het moet een soort ontmoeting geweest zijn zoals die van Columbus in 1492. 

Een tekening van Green Bay in vogelvlucht, 1867. (Afbeelding: A. Ruger/Wikimedia Commons)

Het Door-schiereiland is ‘doorspekt’ met kleine stukjes bos, die de indruk geven oorspronkelijk te zijn, en dus mogelijk ook een indruk geven van het landschap waardoor de families ploeterden. Dit is een screenshot van Streetview nabij het dorp Luxemburg. Let ook op de verraderlijke plas linksonder, hoeveel daarvan zouden hen gehinderd hebben onderweg?

Na aangekomen te zijn op de goede plek in het bos maakte men zo goed en kwaad als dat ging een open plek en bouwde hutten van takken en bladeren om te kunnen schuilen bij regen. Later bouwden ze een wat stevigere hut van boomstammen, met een deur in het dak. Met bijlen hakten ze bomen om en groeven daarna rondom de stronk, net zo lang tot die met wortels en al uitgegraven kon worden. Ze maakten houten dakspanen, om te verkopen, mogelijk aan andere pioniers. Samen met die andere pioniers kochten Delveaux en Dandois een os, wat het werk wat verzachtte. Later bouwde Ferdinand zijn eigen machinegerei om graan te kunnen malen. En dit alles terwijl ze volledig zelfvoorzienend moesten leven. Ware pioniers dus. Over Marie Delveaux-Socquet is een verhaal verteld door twee van haar achterkleinkinderen. Het verhaal geeft een indruk van hoe men als pionier afgesloten was van de buitenwereld. Op een dag ging Marie het bos in om één van hun koeien na te kijken die op het punt stond van bevallen. Dat hun koeien in het bos graasden geeft aan dat dit niet heel lang na hun aankomst geweest moet zijn. Marie struikelde over een boomstam en brak haar been. Op een gegeven moment raakte haar been ontstoken en rende haar oudste zoon Constant de hele veertig kilometer over ruige bospaadjes naar Green Bay, op zoek naar een dokter. In de tussentijd was er al gangreen ontstaan, en dus moest Marie per boot vervoerd worden naar Green Bay voor een amputatie. Haar leven was nog moeilijker na dat moment.

In 1866 waren de pioniers al tien jaar bezig met hun eigen plek in de Nieuwe Wereld. In dat jaar gingen zij naar de fotograaf. En dat vind ik ontzettend bijzonder. Ter vergelijking: de eerste foto in Bergen op Zoom werd pas genomen in 1869. Hoe is het toch mogelijk dat mensen die zo ver van de bewoonde wereld eerder kennis wisten te maken met fotografie? Het biedt in ieder geval een prachtige herinnering aan het echtpaar Delveaux-Socquet: zij zouden niet lang daarna komen te overlijden. Marie Françoise overleed in 1870 in Union, waarschijnlijk niet lang na haar beenamputatie. Ook Hubert Ferdinand overleed dat jaar, op 1 maart in Brussels, het dorp wat hij in zekere zin zelf gesticht had. Zij werden respectievelijk zeventig en 69 jaar oud en begraven op begraafplaats ‘Sint Marie van de sneeuw’ in het nabije dorp Namur.

Links Hubert Ferdinand Delveaux (1800-1870), rechts zijn vrouw Marie Françoise Socquet (1799-1870). Stel je voor, een foto van mensen met dat geboortejaar. Heel bijzonder. (Afbeelding: P. Wente via Krieser.net)

Een typerend Nederlandse houten hut in Little Chute (waarover ik eerder in dit artikel schreef), rond 1855. Dit plaatje kan een indruk geven van hoe de families in hun eerste jaren in het bos woonden. (Afbeelding: LC Centennial Book, Patriot8790/Wikimedia Commons).

Ik ga proberen een beeld te geven van de groep die ik in de voorgaande alinea’s beschreef. Een grote hulp daarbij is de database van dhr. Flemal, die tot in detail de wegen van Belgisch-Amerikanen is nagegaan. Allereerst de companen vanaf Green Bay. Alexis Franc of Alexis Frank kwam uit Luik, waar hij in 1827 geboren werd. Zijn vrouw was Désirée Barbiaux, geboren in Fleurus in Henegouwen, vlakbij de huidige luchthaven Charleroi. Hun kinderen waren Antoine, Francois en August Frank, de eerste twee geboren in Fleurus rond 1854 en 1855, August waarschijnlijk in Brussels in 1859. Over Francis Petris of dhr. Rikari kan ik verder niets vinden. De kinderen van het echtpaar Delveaux-Socquet (allen geboren te Graven) waren:

  • Anne Josèphe Françoise Delveaux (*1827), bleef als enige achter in Waals-Brabant. Zij trouwde daar met Eugene Jean Baptiste Hermans, die al in 1864 overleed.
  • Constant Ferdinand Delveaux (*1829). De oudste zoon van wie de getuigenverklaringen zijn. Hij nam de boerderij in Brussels over. Trouwde in 1862 met Rosalie Dachelet (1838-1913) uit Sint-Andriesberg in Waals-Brabant. Hij overleed in 1922. Over hem schrijf ik later meer.
  • Hubert Celestin Delveaux (*1831). Werd in 1907 begraven in Allouez en woonde dus waarschijnlijk in Green Bay.
  • Marie Octavie Delveaux (*1835), over haar gaat dit deel van het artikel.
  • Marie Josephine Delveaux (*1838), trouwde in 1859 met Wauthier (Walter) de Keyser (1831-1900) uit Terhulpen. Hij kwam als zoon van het echtpaar Gabriel de Keyser (1799-1890) x Rosalie Spreutels (1809-1887) mee naar Door county. Het lijkt erop dat Marie Josephine en Wauthier op een gegeven moment naar Green Bay zijn verhuisd.
  • Guillaume Joseph Delveaux (*1841), overleed in 1867 in Door county.
  • Ferdinand Joseph Delveaux (*1846). Nadere gegevens niet bekend.

De kinderen van het echtpaar Dandois-Delveaux (allen geboren in Wisconsin, waarschijnlijk thuis in Brussels) waren:

  • Rosalie Dandois (*1856), getrouwd met Francois (Frank) Romier (1855-1925), zoon van het echtpaar Joseph Romier x Adele Siot uit respectievelijk Namen en Temploux, die waarschijnlijk rond 1860 naar Brussels kwamen. Rosalie en Frank woonden waarschijnlijk vanaf hun huwelijk in Green Bay.
  • Elise Dandois (*rond 1865), getroud met Sylvain Flavion (1872-1910), zoon van een echtpaar uit Korbeek dat naar Kewaunee emigreerde. Elise overleed op 13 oktober 1942 en werd begraven in Allouez bij Green Bay.
  • Hubert Dandois (1869-1934), zie verder terug in dit artikel.
  • Charles Dandois (*1873), trouwde in 1946, op latere leeftijd dus, in Colorado Springs met ene Anna Hagelstein. Hij overleed in 1957 in Colorado Springs.
  • Francois (Frank) Dandois (*1876), trouwde in 1899 in Green Bay met Marie J. Evrard (1878-1954), geboren in Taviers. Zij was een dochter van John Baptiste Evrard en Fulvie Josephe Leloux (of Leloup) uit Taviers, zij kwamen na 1878 naar Door county. 

Het echtpaar Etienne Dandois en Marie Octavie Delveaux met hun dochter Elise Dandois, op de foto in 1866. (Afbeelding: P. Wente via Krieser.net/Wisconsin Library)

Wauthier de Keyser en Marie Josephine Delveaux hadden dertien kinderen. Voorste rij op de grond v.l.n.r.: Josephine (Josie) de Keyser en Mathilde de Keyser, tweede rij v.l.n.r.: Emma de Keyser, Wauthier de Keyser, Alice de Keyser, Josephine de Keyser-Delveaux, op haar schoot Victoria de Keyser, rechts Mary Therese de Keyser. Achterste rij, staand, v.l.n.r.: Anna de Keyser, Edmond de Keyser, Julien de Keyser, Frank de Keyser, Jules de Keyser, Joseph de Keyser en Gabriel de Keyser. (Afbeelding: Krieser.net

De vader van Wauthier de Keyser, schoonvader van Marie Josephine Delveaux was Gabriel de Keyser (1799-1890). Gabriel kwam naar Amerika met een stuk Belgische ontstaansgeschiedenis. Zijn vrouw Rosalie, kwam uit Alland bij Waterloo, waar ze woonde met uitzicht op het slagveld van Waterloo. Heel bijzonder: Gabriel vocht nog in de Belgische onafhankelijkheidsoorlog van 1830-1839, waarbij hij in een zwaardgevecht zijn oor was verloren. Op bovenstaande foto is zijn oor verbonden. Mogelijk bracht die bijzondere band met zijn vaderland hem om op zeer hoge leeftijd, in 1888, een reis op en neer naar Waals-Brabant te maken om zijn dochter Therese Dricot-de Keyser. Op deze foto v.l.n.r. de echtparen Pierre Joseph Dricot (*1831) x Therese de Keyser (*1835), kleinzoon Pierre Gabriel Dricot (*1855) x Josephine Wery, kleinzoon Prosper Jean Dricot (*1857) x Pauline Aldegonde Rayee en kleinzoon Pierre Dricot (*1861) x Marie Francoise Eveline Lecharlier. De meesten van hen had Gabriel nog nooit ontmoet. (Afbeelding: J.J. Pierre/Krieser.net)

Terug naar de familie Dandois-Delveaux. We waren gebleven in 1870. In 1871, een jaar na het overlijden van het echtpaar Delveaux-Socquet woedde er een enorme natuurbrand in Door county. Veel van wat de Belgische pioniers hadden opgeboud werd door de vlammen verwoest. Zo niet het familiehuis van Delveaux. Het vuur ‘splitste’, ging om het huis heen en voegde weer samen achter het huis. Wonderlijk. Oudste zoon Constant (hij kwam al even voorbij) nam de Delveaux-boerderij over. In 1887 werd een mooie grote boerderij van houten planken gebouwd. De vraag kan zijn: waar lag deze boerderij precies? Want dat zou betekenen dat ook het land van de andere pioniers, waaronder Dandois, er direct naast lag. De vertelling heeft het over sectie 6, township 26, range 24 in Brussels. Sectie 6 kon ik vinden op oude kaarten van Brussels township op eBay, nota bene. Daar staan twee reproductiekaarten te koop, een uit 1899 en een uit 1914. Aan de hand van nummering en de uitsnedes om vergroting te laten zien ontdekte ik percelen van C. Delvaux en F. Delvaux, ten westen van de kerk van het dorp.

Marie Octavie Delveaux overleed in de Dandois-boerderij op 14 mei 1890. Etienne Dandois trouwde het jaar daarna, op 23 april 1891, in Green Bay met ene Victoria Dovberolowske. Hij bleef in Green Bay wonen, waar het leven toch ongetwijfeld iets gemakkelijker was. Hopelijk na genoten te hebben van een mooie oude dag overleed hij op 25 maart 1910 in Green Bay. 

Dit huis is voor 1887 gebouwd op de exacte plek waar het verhaal van de pioniers begon. Na het overlijden van zijn ouders nam zoon Constant Delveaux de boel over. Op de foto links staat hij voor het huis met zijn gezin rond 1887, evenals op de foto rechts, die later is gemaakt. Op die foto v.l.n.r. Adelaide Delveaux-Dalemont, haar echtgenoot Alexis Delveaux, Josephine Cornet-Delveaux, daarnaast een vriendin Mary Spruetels, Constant Delveaux, zoon Ferdinand Delveaux, zoon Celestin Delveaux en dochter Annjosephe Delveaux. (Afbeelding: P. Wente/Krieser.net)

Uiteraard ben ik, nadat ik de exacte locatie had gevonden, op Streetview gaan kijken daar. Hoewel de percelen nog hetzelfde zijn, is er weinig te herkennen van vroeger of van het uitgestrekte woeste bos wat er ooit stond. De ontginning waar de Belgen hier aan begonnen is gelukt!

Ik ben bijna klaar met dit artikel. Mij rest alleen nog wat beeld te geven bij de achtergrond van het echtpaar Delveaux-Socquet in België. Hun respectievelijke ouders waren Etienne Joseph Delvaux (*Graven, 19/5-1758, ✞ aldaar, 13/1-1809), dagloner en op 2 februari 1790 te Graven getrouwd met Marie Therese Degeneffe (*Graven, 28/4-1764, ✞ aldaar, 8/11-1839), dienstbode of huishoudster en Pierre Joseph Soquet (*Graven, 9/1-1770, ✞ aldaar, 16/3-1835), dagloner (1826) en meester-schoenmaker, in november 1795 te Dongelberg (Waals-Brabant) getrouwd met Marie Anne Josèphe Rentin (*Dongelberg, 21/1-1771, ✞ Graven, 12/11-1840). Zij was huishoudster of dienstbode en dagloonster (1826) en haar naam werd ook geschreven als Rantin of Derantin. Hun respectievelijke grootouders waren:

  • Gislain Delvaux (*Graven, 1/9-1709, ✞ aldaar, 21/4-1790), dagloner, op 7/7-1737 te Graven getrouwd met:
  • Marie Marguerite Fochon (ook Fosson, *Sint-Agatha-Rode, Waals-Brabant, 1/2-1714, ✞ Graven, 28/7-1781), huishoudster of dienstbode.
  • Jean Georges Degeneffe (*Waver, Waals-Brabant, 18/8-1722, ✞ Graven, 8/9-1800), kleermaker, op 25/5-1754 te Graven getrouwd met:
  • Marie Ida Lacourt (*Graven, 8/11-1722, ✞ Biez, Waals-Brabant, 10/2-1813), ‘dévotaire’.
  • Jean Socquet (*Bossuit-Gruttekom, Waals-Brabant, 7/4-1724, ✞ Graven, 7/3-1800), getrouwd op 17/1-1760 te Graven met:
  • Anna Maria Françoise Lecapitaine (*Graven, 30/4-1733, ✞ aldaar, 6/10-1815), weduwe van Jean François Matillart (1720-1756).
  • Jean Francois Derantin (*Dongelberg, Waals-Brabant, 6/3-1739, ✞ aldaar, 11/5-1817), op 5/6-1763 te Deurne (Waals-Brabant) getrouwd met:
  • Ida Josephe Warichet (*Deurne, Waals-Brabant, 21/1-1737, ✞ 1817).

Trouwakte van Hubert Ferdinand Delveaux en Marie Françoise Socquet, Graven, 20 juni 1826. (Afbeelding: Rijksarchief België)

De wat vreemde scan van de geboorteinschrijving van H.F. Delveaux, 1800. Linksboven. (Afbeelding: Rijksarchief België)

Hiermee sluit ik mijn verhaal af: hieronder vind u nog de bronnenlijst en een namenlijst. Het artikel is zelf bijna geschiedenis, al jaren lag het idee op de plank en ik ben daadwerkelijk begonnen met schrijven in september 2019. Dat betekent dat het begin uit een ‘andere tijd’ is dan deze alinea, die ik anderhalf jaar later schrijf. Ik heb zelf een prachtig inzicht gekregen in de VS, en de wegen die de voorouders van de huidige Amerikanen bewandelden. Ik hoop u als lezer ook.

Bronnenlijst:

  • Geboorteregister Bergen op Zoom 1886
  • Hulpkaarten Kadaster, stichting Industrieel Erfgoed Bergen op Zoom
  • Lotingsregister voor de nationale militie Bergen op Zoom, lichting 1906, klasse 1886
  • Minuutakten notaris Van Gruting te Bergen op Zoom
  • Inschrijvingsregister voor de nationale militie Bergen op Zoom, lichting 1906, klasse 1886
  • Bevolkingsregister Bergen op Zoom 1900-1920
  • Wikipedia, Nederlands: Ellis Island
  • The Statue of Liberty-Ellis Island foundation, inc.
  • Geboorteregister Bergen op Zoom 1880
  • Huwelijksregister Bergen op Zoom 1905
  • Geboorteregister Bergen op Zoom 1872
  • Project ‘Chronicling America: Historic American Newspapers’, Library of Congress te Washington D.C.
  • Dorpswebsite Reynoldsnd.com
  • boek Reynolds City Centennial 1880-1980, North Dakota State Library, Bismarck
  • Overlijdensregister Bergen op Zoom 1933
  • Amerikaanse kaarten op het dienstplichtregister t.b.v. de Eerste Wereldoorlog, 1917-1918, via de Mormoonse kerk
  • Index in boekvorm op de New Yorkse Passagierslijsten 1906-1942, via de Mormoonse kerk
  • Huwelijksregister Bergen op Zoom 1920
  • Huwelijksbijlagen Bergen op Zoom 1920-1922, via de Mormoonse kerk
  • Huwelijksregister Steenbergen en Kruisland 1915-1917
  • Geboorteregister Steenbergen en Kruisland 1887
  • Geboorteregister Steenbergen en Kruisland 1856
  • Geboorteregister Steenbergen en Kruisland 1853
  • Stamboom F. de Jonge
  • Overlijdensregister Steenbergen en Kruisland 1882-1884
  • RK Doopboek Steenbergen 1806-1810
  • Geboorteregister Steenbergen en Kruisland 1821
  • Overlijdensregister Steenbergen en Kruisland 1879-1881
  • Huwelijksregister Steenbergen en Kruisland 1887
  • Wijklijsten Steenbergen en Kruisland 1889
  • Bevolkingsregister Steenbergen en Kruisland 1900-1920
  • Geboorteregister Steenbergen en Kruisland 1917
  • Wijklijsten Steenbergen en Kruisland van rond 1915
  • Geboorteregister Steenbergen en Kruisland 1919
  • Huwelijksregister Halsteren 1873-1882
  • State Historical Society of North Dakota, Bismarck, ND
  • D. Koevoets, museum de Holle Roffel
  • Website parochie St. Rose of Lima, Hillsboro, N.D.
  • boek Minnesota Geographic Names, their origin en historic significance, volume 17. W. Upham, 1920
  • Overlijdensregister Bergen op Zoom 1927
  • Index op naturalisaties in het noorderlijk district Illinois, 1840-1950 (via Mormoonse kerk)
  • US Census 1930, via Mormoonse kerk
  • Find A Grave database, bijdrager Marjorie, 2011
  • Petitions for naturalization records, Outagamie county, volume 8, certificaten nummer 1401-1505, 1928-1929 (via Mormoonse kerk)
  • Petitions for naturalization records, Outagamie county, volume 7, certificaten nummer 1151-1400, 1923-1928 (via Mormoonse kerk)
  • Stamboombestand P. Sweere
  • Overzicht gefotografeerde graven Holy Cross cemetery, Butler, Otter Tail, Minnesota, Find a Grave
  • Geboorteregister Steenbergen en Kruisland 1890
  • Stamboombestand B. Moos
  • Genealogie Van den Hoogen
  • Stamboom Van der Wijk (via Genealogie Online)
  • Index op geboorteakten Morrison county, State Historical Society of Minnesota
  • B. Harding, Encyclopedia of Milwaukee
  • W.C. Sturtevant, Smithsonian Institute, Washington D.C.
  • Heel veel Wikipedia-artikelen
  • KCBXfm Central Coast Public Radio
  • Biografie van Augustin Grignon, Wisconsin Historical Society
  • Artikel ‘Kaukauna, lion of the fox’, M. Grogan-Seleen, 1985 (via Kaukauna Library)
  • Find A Grave database, bijdrager H. Marsh, 2016
  • US Census 1940, via Mormoonse kerk
  • Stamboom P. Brault
  • Minnesota Map Publishing Co., Minneapolis, 1913/Library of Congress
  • Index op het overlijdensregister Minnesota 1908-2002, Minnesota Department of Health, via Mormoonse kerk
  • Index op het overlijdensregister Minnesota 1908-2002, via Minnesota Historical Society, Saint Paul
  • Otter Tail county Historical Society
  • G. Johler
  • J.M. Tijthoff
  • Indexkaarten op de registratie van Amerikaanse Tweede Wereldoorlogdienstplichtigen, 1942 (via Mormoonse kerk)
  • The Appleton Post-Crescent, 24 oktober 1957, pagina 38
  • Mrs. Ann Withagen Obituary, The Sebeka Review, 6 november 1957 (via Findagrave)
  • New York, lijsten van passagiers en bemanning, 1925-1957 (via Mormoonse kerk)
  • J. Cain (Ayronautica, Flickr)
  • Register op overlijdensakten Wisconsin, 1959-1997 (via Mormoonse kerk)
  • Overlijdensregister Amerikaanse sociale dienst (via Mormoonse kerk)
  • Land of the Fox, Saga of Outagamie County, Outagamie County State Centennial Committee, 1949
  • Huwelijksregister Wisconsin, 1836-1930 (via Mormoonse kerk)
  • L. McCarthy Kopka (via Findagrave)
  • D. Hazeldine, via Rootsweb
  • Mppraetorius, via Oocities, 1999
  • History of Outagamie Wisconsin, Thomas H. Ryan, Goodspeed Historical Association Publishers Chicago, 1911
  • Begraafboeken parochie Saint Mary of the Immaculate Conception, Greenville, Outagamie, Wisconsin
  • RK DTB-boeken Wassersuppen, via Portafontium, samenwerking tussen het Beiers Staatsarchief en het regionaal archief Pilsen, Tsjechië
  • RK Doopboek Borrisokane 1821-1835, Rijksarchief Ierland
  • US Census 1870, via Mormoonse kerk
  • US Census 1900, via Mormoonse kerk
  • US Census 1910, via Mormoonse kerk
  • Aberdeen newspaper, 21/12-1904
  • D. Jeske
  • M. Klug
  • A. Nichols
  • US Census 1940
  • Wisconsin State Census 1905
  • Little Chute Historical Society
  • D. Green Findagrave
  • K. Check Findagrave
  • R. Troy (via Geni)
  • United States World War I Draft Registration Cards, 1917-1918
  • Honorstates.org
  • website Korean War Project
  • boek Poles of Wisconsin
  • boek ‘Immigrants on the Land: Agriculture, Rural life and Small Towns’
  • ‘History of Manitowoc County Wisconsin’, dr. L. Falge
  • D. Devlin (Rootsweb).
  • J.A. Pratt (Familysearch)
  • S. Kern (Familysearch)
  • RindtJohnLeo1 (via Familysearch)
  • Geboorteregister Walhain-Saint-Paul 1861-1892 (via Rijksarchief België)
  • Geboorteregister Graven 1813-1842 (via Rijksarchief België)
  • Huwelijksregister Graven 1813-1860 (via Rijksarchief België)
  • C. Catry (via Geneanet)
  • Chr. Clavelle (via Geneanet)
  • V. Bouffioux (via Geneanet)
  • A. Degelle (via Geneanet)
  • Registers Burgerlijke stand Zuid-Brabant 1582-1914 (via Familysearch)
  • R. Flemal (via Geneanet)
  • C. Malego (via Geneanet)
  • ‘History of Door County Wisconsin’, Hjalmar Holand, The Country Beautiful. S.J. Clarke Publishing Company, Chicago, Volume II, 1917
  • ’17 200 Belges Devenus Americains 1620-1920′, Marcel Lacourt, Cercle Historique et Archéologique de Wavre et al région, 2001
  • US Federal Census Mortality Schedules, 1850-1885
  • Land Patent Records, State of Wisconsin, Menasha District, US Bureau of Land Management
  • Genealogische database Netradyle-Geneadyle, J.-J. Hallaux e.a.
  • B. Dury-Barett
  • Krieser.net
  • Registers Burgerlijke stand Zuid-Brabant 1582-1914 (via Mormoonse kerk)
  • Math S. Tlachac, ‘The History of the Belgian Settlements in Door, Kewaunee and Brown Counties, A Legacy in 10 Parts.’ Belgian-American Club, Brussels, Wisconsin, 1974.

 

Namenlijst:

van Agtmaal, Daniël
Akerman, Anke
van Alphen, Frederik Pieter
Akkerman, J.C.
Allouez, Claude-Jean
André, Anne Josephine (Annie)
Andre, Louis Joseph
Appleton, Samuel
Baartmans, Jan
Bacheloo, Klaas
Badis, Jean
Bastiaanse, Jan
Barbiaux, Désirée
Beggs, Agnes
Beggs, Alex
Beggs, William
Belo, Martinus
Berwold, Adria
Berwold, Anthony
Berwold, Jochem
Bies, Rennier
Blake, Vernon
Blaustein, Chaike
Blean, James C.
Bloemendaal, Anna
Boelhower, Cornelius
Boelhower, Johannes Bernardus Antonius
Boelhower, John
Bogers, Frans Pieter
van den Born, Gerrit
Bornstein, Chaine
Bornstein, Zypora
Bossuyt, Emma
Bossuyt, Georgina
Bouffioux, Jean Joseph
Bouffioux, Jeanne Josephe
van den Broek, Jaak
Bruyneel, Georg
Bruijs, Cornelis
Buijsen, Leonard (Leendert)
Buijsen, Leonard Johannes
Buijzen, Adriana Cornelia
Buijzen, Leendert
Calsijn, Leopold
Carty, Michael
Carty, Tim
Charles, Jeanne Joseph
du Charme, Dominique
Chaufoureau, Joséphine
Chaufoureau, Pierre Joseph
Cherf, Frances
Chiha, Anton M.
Chiha, John
Chiha, Mary
Chiha, Wenzel
Ciha, Frank
Ciha, Geraldine J.
Ciha, Jim
Ciha, Joseph John
Ciha, Rita
Ciha, Wenzel
Ciha Robinson, Karin
van Cleemput, Alfons
Collin, Jeanne Josephe
Columbus
Cooney, de vrouw van Edwin
Cornet-Delveaux, Josephine
Cox, Anne
McCrea, Nancy
Cremer, Wietje
Cusack, Mary Frances
Dachelet, Rosalie
Dandois, Charles
Dandois, Elise
Dandois, Francois (Frank)
Dandois, Gilles Junior
Dandois, Hubert
Dandois, Jean François
Dandois, Octavia Ann
Dandois, Rosalie
Degeneffe, Jean Georges
Degeneffe, Leopold Joseph
Degeneffe, Marie Therese
Dekkers, Laurina Maria
Dekkers, Marijn
Delvaux, Gislain
Delveaux-Dalemont, Adelaide
Delveaux, Alexis
Delveaux, Anne Josèphe Françoise
Delveaux, Annjosephe
Delveaux, Celestin
Delveaux, Constant Ferdinand
Delveaux, Etienne Joseph (Ethan)
Delveaux, Ferdinand
Delveaux, Guillaume Joseph
Delveaux, Hubert Celestin
Delveaux, Marie Josephine
Delveaux, Marie Octavie
Derantin, Jean Francois
Derks, Anton
Derks, Henry
van Doorne, Piet
de Dooij, Catharina
Dovberolowske, Victoria
Doyle, Henry
Dricot, Pierre
Dricot, Pierre Gabriel
Dricot, Pierre Joseph
Dricot-de Keyser, Therese
Duchan, Anna
Duchan, John
Duchesnel, Louis
Duffek, Lorraine
van Dussen, Sierd
van Dijke, Antonius (Toon)
van Dijke, Laurens
Eber, de familie
Eichstadt, de vrouw van Vincent
Eisenhower, president
van Elzakker, Philippus
Evrard, John Baptiste
Evrard, Marie J.
Ewasti, Hilja
Ewasti, Oscar
Falge, dokter L.
Feuerstein, de vrouw van Ray
Fierlants, Edmond
Fischmann, Dwoire
Flavion, Sylvain
Flemal, R.
Fleming, Daniel
Fochon, Marie Marguerite
Frank, Alexis
Frank, Antoine
Frank, August
Frank, Francois
Franken, Adrianus (Adriaan)
Franken, Corrie
Franken, Martien
Galant, Mary Ann
Ganzel, Carl Theodor Friedrich Christopher
Ganzel, Margaret
Ganzel, W.J.
Gibson Mikos, Susan
Gleason, Mary
Gleeson, Ann
Graschl, Anna
Grignon, Augustin
Grignon, Charles
van Grinsven, Martin
van Gruting, notaris
Gustmann, Ernestine Auguste Caroline
Haas Jeske, Freida
Hagelstein, Anna
Hartmann, Fred
Hendrickx, Jacques Antoine
Hendrickx, Johannes Josephus Hubertus
van Herel, Marijn
Hermans, Eugene Jean Baptiste
Herschcovici, Uscher
van den Heuvel, voornaam onbeked
van den Heuvel, Johanna Maria
van den Heuvel, Wilhelmina
Hillaert, Gustaf
Hoeberechts, J.L. (Jules)
Hof, J.J.
van den Hoogen, Johanna Wilhelmina
Hopmans, Johanna
Hopmans, Johannes
Jacob, Leon
Jacob, Mary
Jacobs, Ferdinand
Jalink, Antonetta Laurina
Jansen, Jan
Jense, de drie gezinnen
Jeske, Alfred
Jeske, Allen John
Jeske, Arthur R.
Jeske, Johann Albert Heinrich
Jeske, Keith
Jeske, Walter Gerard
Jochman, Bernice
Jochman, Gladys
Jochman, de vrouw van Leonard
Jochman, Mary
Jochman, Vernon
Joiret, Marie Catherine
de Joode, Antje
de Joode, Frans Adrianus
de Joung, de familie
Kanter, de familie
van Kauwenberg, Joseph
de Keyser, Alice
de Keyser, Anna
de Keyser, Edmond
de Keyser, Emma
de Keyser, Frank
de Keyser, Gabriel
de Keyser, Joseph
de Keyser, Josephine (Josie)
de Keyser, Jules
de Keyser, Julien
de Keyser, Mary Therese
de Keyser, Mathilde
de Keyser, Victoria
de Keyser, Wauthier (Walter)
Kimberly, John Alfred
Klaassen, Jacobus (Jacob)
Klaassen, Willem
Kolberg, Orlean
Komma, Elisabeth A.
Kornely, de vrouw van R.
Krall, Joseph
Krall, de vrouw van Joseph
Kresl, Anton
Kresl, Barbara
Kromatkova, Anna
Kruel, Mary
Laanen, Maria Cornelia
Lacourt, Antoine
Lacourt, Marie Anne Catherine
Lacourt, Marie Ida
Langenberg, Jan
Langenberg, Johannes
Langenberg, Johannes Walterus
Last, Aldert Jan
Lecapitaine, Anna Maria Françoise
Lecharlier, Marie Francoise Eveline
Leegstra, Jantje
Leegstra, Jantje Margina
Leegstra, Telke
van Leeuwen, Johan W.
Leloux, Fulvie Josephe
Lemagie, Jan
Lemagie, Pierre
Lemesch, Ettel
Lepak, Frank
Lepak, Michael
van Lil, Maria
Maciejewski, Albert
Maciejewski, Clara
Madra, Mary
Maloney, Margaret
van Mansfeld, Laurens
Markham, Ernest R.
Markham, Mary Ann
Mathy, Charles Joseph Ghislain
Mathy, Jean François Joseph
Mathy, Jean Joseph
Mathy, Marie Virginia (Virginie)
McCarthy, Catherine (Kit)
McCarthy, Gerald
McCarthy, George William
McCarthy, John
McCarthy, Joseph Raymond
McCarthy, Loretta Ann
McCarthy, Louisa
McCarthy, Lucille
McCarthy, mevrouw M.
McCarthy, Margaret (Etta)
McCarthy, Mary (Molly)
McCarthy, Mary E. (Nell)
McCarthy, Michael John
McCarthy, Robert G.
McCarthy, Stephen
McCarthy, Stephen Patrick
McCarthy, Timothy (Tim)
McCarthy, Timothy Thomas
McCarthy, William Patrick
Meyer, F.A.
Moorhead, Jack
Murphy, John
Musters, Catharina Petronella
Musters, Cornelis
Myers, Michael J.
Nicolet, Jean
Niespodzany, Michael
van Nispen, Ant’
van Nispen, Roeland Johannes
Nuijten, Helena
Peplinski, Mary
Peplinski, Valentine
Petris, Francis
Pfeifer, Anna
Pfeiffer, Chas.
Pfeiffer, Theresa
Polman, John
Raats, Kornelis Jan
Raes, de familie
Rayee, Pauline Aldegonde
Rayeroft, John
Rayeroft, Nettie R.
Redell, Loretta Lucy
Regbanovicz, de familie
Reim, Freida
Rentin, Marie Anne Josèphe
van Reijen, Anna
van der Riet, Cornelis Antonius
Rihm, Frieda H.
Rikari, dhr.
Ringrose, Katherine Elizabeth
Ringrose, Mary
Ringrose, Maurice
Romier, Francois (Frank)
Romier, Joseph
Ryan, Thomas
de Ryckere, Gustaf
Salm, pastoor Peter A.
Samuelson, Benjamin
Samuelson, Sophia
Sand, de familie
Sass, Zalman
Schrieter, Wenzel
Schuurmans, Dirk
Schuurmans, Jacob
Segall, Sure
Shanley, John H.
Shea, J.W.
Siegert, Theresa
Sienie, Jan
Sieplen (of Bauer), Margareth
Sigerth, Johann Andreas
Sigerth, Johann David
Siot, Adele
Skodacek, Pal
Slootweg, Johannes
Smits, Sylvester
Socquet, Jean
Socquet, Marie Françoise
Socquet, Pierre Joseph
Spreutels, Rosalie
Spruetels, Mary
Stefek, Pal
Stoffel, Anna
Stoffel, Bertha
Stoffel, Joseph
Stoffel, Katrina
Stoffel, Margaret
Stoffel, Michael (Mike)
Stoffel, Theresa
Stoffel, Wenzel
Sweere, Hendricus Hubertus (Henry)
Sweere, Johanna Helena Maria Cornelia (Ann)
Sweere, Theodore
Swiechowski, Edward Harold (Eddie)
Swiechowski, Isidore Louis
Swiecichowski, John
Swiecichowski, Joseph
Swiecichowski, Mathew
Swiecichowski, Thomas
Thibeau, Anne Joseph
Tholhuijsen, Ludovicus Adrianus
Thon, Ella
Thon, John S.
Thon, Morris
Tillemans, Adolf
Timmermans, Maria Margaretha
Trimbos, Jacobus Johannes
Trimbos, Johannes Baptist
Vandecaveye, Germaine
Vandecaveye, Victor
Vennema, John
Vitt, Elmer
Vitt, Josephine
de Vos, Willem Marcelis
de Vree, David
de Vree, neef J.
de Vree, Jan Baptist
Waeghe, Adolfine
Waeghe, Edward
Wakhee, F.
Warichet, Ida Josephe
de Weerd, Anna Catharina
Wery, Josephine
Wilthoven, Joseph
Withagen, Anna Alima (Anneke)
Withagen, Bonnie
Withagen, Freida M. (Godfrida)
Withagen, Godefridus
Withagen, Jacobus
Withagen, Laurina Maria (Lorraine)
Withagen, Leonard N.
Withagen, Maria (weduwe Withagen)
Withagen, Maria (zuster Withagen)
Withagen, Maria Leonardus (Marie)
Withagen, Paulina Maria
Withagen, Petrus Martinus
Withagen, Richard L.
Withagen, Waltherus (Wouter)
Withagen Ciske, Barbara
de Wolf, Helena
de Wolf, Frans
Wood, E.F.
Wijnen, Adr’
Zber, Bernard
Zygmanski, Helen
Zygmanski, Valentinus (Valentine)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *