Oveniersuskes (hulpkaarten kadaster III)

Ik was al even bezig met de hulpkaarten van het kadaster. De centrale vraag hierbij: hoe kan ik perceelnummers, afkomstig uit 19de-eeuwse notariële akten, vertalen naar duidelijke locaties? Oftewel: kan ik het daadwerkelijke pand vinden waar het om gaat? Onderstaand artikel is het resultaat. Dit is het laatste artikel in de reeks over het kadaster.

  • 126, 127, 62, 63 Hopmans-Franken, Musters-Hopmans
  • 40 Franken
  • 20, 21, 42, 43, 84, 85 Franken-Withagen, Withagen-Withagen, Withagen-Steenbak
  • 82, 83 Boschman-Nuijten
  • 90, 91 Borrie-de Ruijter

Hopmans-Franken, Musters-Hopmans

Bij notaris Van Gastel te Wouw werd op 17 oktober 1885 een akte opgesteld waarin gekeken werd naar de nalatenschap van Isabella Franken (*Bergen op Zoom, 1822, ✞ aldaar, 1858, kwartierstaatnummer 127) en hoe de boedel verdeeld moest worden. Haar weduwnaar Petrus Hopmans (*Bergen op Zoom, 1823, ✞ aldaar, 1897, kwartierstaatnummer 126) was toen al ruim 25 jaar getrouwd met Isabella’s zuster Anna Cornelia Adriana Franken (*Hoogerheide, 1833, ✞ Bergen op Zoom, 1911). De boedel bestond uit:

  • Meubilair en “andere roerende goederen”, ter waarde van 396 gulden en vijftig cent
  • Tweehonderd gulden aan contanten
  • Een huis en erf aan de Rijkebuurtstraat met als adres C9 en kadastrale nummering sectie G 2757 met een geschatte waarde van 2900 gulden.
  • Een perceel bouwland te Halsteren, sectie D nummer 261 aldaar, met een geschatte waarde van vijfhonderd gulden.

Perceel G2757 komt voor op een hulpkaart uit 1875. Het blijkt te gaan om twee percelen die rond die tijd klaarblijkelijk samengevoegd werden. De hulpkaart verwijst naar nummers G2010 en G2011. Leuk detail: die twee nummers komen weer van een hulpkaart uit 1861, toen het perceel G1278 gesplitst werd. De oorspronkelijke kaart verwijst naar een pand op de hoek van de Rijkebuurtstraat en de Bruinevisstraat. Het begin van de Kaai lijkt een terugkerend thema te zijn in dit artikel en onder mijn Bergse voorouders. Het beige pand met knipvoegjes wat we anno 2019 op die plek vinden is niet het huis waar de familie in woonde, dat is wel te zien op onderstaande foto van een kleine twintig jaar na de opsomming van de boedel.

De hulpkaart uit 1875. Afbeelding: collectie hulpkaarten Kadaster, via Heemkundekring ‘Land van Gastel’/Stichting Industrieel Erfgoed Bergen op Zoom.

Op de originele kadasterkaart uit 1832. Afbeelding: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Op deze prachtige foto uit 1907 zien we de Rijkebuurtstraat richting de Kaai. Het rode pand was van de familie. Afbeelding: WBA Bergen op Zoom.

Eerder, in 1873, liet tweede echtgenote Anna Cornelia Adriana Franken bij notaris Van Gastel haar testament opstellen. Hierbij werd er geen inventaris opgemaakt, ze benoemde simpelweg Petrus Hopmans als erfgenaam. Op 14/2-1898 werd bij notaris Schermer een akte opgesteld waarin bleek dat, inmiddels wijlen, Petrus Hopmans financiële afspraken had met collega-hovenier Martinus Petrus Franken Laurenszoon (*Bergen op Zoom, 1833, ✞ aldaar, 1911, kwartierstaatnummer 40).
Het in 1873 opgestelde testament bleek dus tevergeefs; Petrus Hopmans overleed als eerste in 1897. Met de Wouwse notaris Van Gastel werd op 29/3-1898 een openbare verkoop gehouden, waarbij allerlei ‘roerende goederen’ van wijlen Petrus verkocht werden. Dit lijstje is leuk om te zien, niet alleen omdat ze een klein privé-inkijkje geeft in wat voor klein spul het echtpaar in hun huis aan de Rijkebuurtstraat had staan, maar ook omdat bijna alle kopers hoveniers waren of in ieder geval uit ‘n hoveniersfamilie kwamen. Het laat dus goed zien hoe deze beroepsgroep in Berrege naar binnen gekeerd was op allerlei fronten. Er zullen wel wat voorouders van mij tussen zitten, maar omdat er zoveel hetzelfde heetten en hier geen patroniemen vermeld werden, kan ik dat niet met veel zekerheid zeggen.

  • Vier ramen aan Willem Musters, zestig cent.
  • Een wagentje aan Piet Musters te Bergen op Zoom, dertig cent.
  • Kruiken aan Cornelis Hopmans te Bergen op Zoom, veertig cent.
  • Ketels aan Van den Boom, dertig cent.
  • Een waterketel aan Jan Franken, zestig cent.
  • Kannen aan vrouw Pagée, één gulden vijftig.
  • Een kan aan Jan Franken Arnolduszoon te Bergen op Zoom, één gulden negentig.
  • Vorken aan Petrus Withagen Janzoon te Bergen op Zoom, twee gulden tien.
  • Een hak aan Van Egeraat, vijftig cent.
  • Een tuinschaar aan Lambertus Franken, twee gulden.
  • Een lent aan Huijgen, dertig cent.
  • Een lent aan Piet Withagen voornoemd, dertig cent.
  • Hakken aan Piet Withagen voornoemd, één gulden vijftig.
  • Hakken aan Franken, één gulden tien.
  • Een waterketel aan Piet Nuijten-Crusio, twintig cent.
  • Een waterketel aan Van den Boom, tien cent.
  • Een haak aan Arnoldus Hopmans, twintig cent.
  • Een schop met riek aan Willem Musters, twee gulden twintig.
  • Een schop aan Piet Withagen Janzoon, één gulden zeventig.
  • Een bijl aan Arnoldus Hopmans, één gulden zestig.
  • Een vlagzeis aan Piet Withagen Janzoon, zestig cent.
  • Een touw aan Cornelis Franken, negentig cent.
  • Een haargetouw aan Piet Withagen, negentig cent.
  • Strengen aan Arnoldus Hopmans, twee gulden dertig.
  • Een zaag aan Arnoldus Hopmans, tachtig cent.
  • Een g(..)eef aan Cornelis Huijgens, één gulden tien.
  • Een zeef aan Arnoldus Hopmans, één gulden.
  • Een kist aan Arnoldus Hopmans, één gulden.
  • Een kist aan Piet Hagenaars, dertig cent.
  • Een kist aan Piet Withagen, tien cent.
  • Een tafel aan Piet Nuijten-Crusio, zestig cent.
  • Een ton aan Jan Paanen te Bergen op Zoom, één gulden twintig.
  • Ba(..)le met gewicht aan Cornelis Hopmans, zeven gulden.
  • Een kruiwagen aan Piet Withagen, vier gulden 25.
  • Een aardkar aan Piet Withagen, 39 gulden.
  • Een aardappelzetter aan Piet Withagen, twintig cent.
  • Een ploeg aan Cornelis Hopmans, tien gulden vijftig.
  • Een tol aan Arnoldus Hopmans, één gulden zeventig.
  • Schuthekken aan Piet Withagen, tachtig cent.
  • Manden aan Piet Paanen te Bergen op Zoom, één gulden.
  • Een egge aan Arnoldus Franken Arnolduszoon te Bergen op Zoom, vijf gulden.
  • Een beerkist aan Piet Withagen, elf gulden.
  • Een ijswagen aan Jan Franken Adrianuszoon te Bergen op Zoom, drie gulden.
  • Een egge aan Willem Appels te Bergen op Zoom, vier gulden 25.
  • Een schraag aan Piet Withagen, twintig cent.
  • Een peemolen aan Piet Nuijten-Crusio, twee gulden.
  • Een ladder aan Piet Withagen, één gulden zeventig.
  • Een ladder aan Cornelis Hopmans, één gulden.
  • Wielen aan Arnoldus Franken, één gulden tien.
  • Een kafmolen aan Cornelis Hopmans, zeven gulden.
  • Een mand met kippen aan Piet Hagenaars te Bergen op Zoom, vier gulden 25.
  • Een mand met kippen aan Arnoldus Hopmans, vijf gulden.
  • Mest aan Gerrit Franken te Bergen op Zoom, tien gulden vijftig.
  • Mest aan Antonie Verdult te Bergen op Zoom, voor zes gulden 75 en nog een keer voor zeven gulden en vijf gulden vijftig.
  • Mest aan Jacobus van Eekeren te Bergen op Zoom, zes gulden.
  • Mest aan Piet Musters voornoemd, zeven gulden 25.
  • Mest aan Hendricus van Broekhoven, zeven gulden 25.
  • Mest aan Jan Franken, zes gulden 25.
  • Een witbonte koe aan Piet Withagen, 121 gulden.
  • Een zwartbonte koe aan Martien Franken-Withagen, 111 gulden.
  • Een blauwe koe aan Piet Withagen, 119 gulden.
  • Een pony aan Piet Withagen, 106 gulden.
  • Een tuig aan Piet Withagen, vijf gulden.
  • Een zadel met ligt aan Piet Withagen, zes gulden.

Later dat jaar, op 12 mei 1898, werd dan toch de gemeenschappelijke boedel verdeeld. De familie verscheen voor notaris Van Gastel. Anna Cornelia Adriana Franken, hovenierster, weduwe van Petrus Hopmans, Petrus Musters Willemszoon (*Bergen op Zoom, 1845, ✞ aldaar, 1929, kwartierstaatnummer 62), hovenier, getrouwd met dochter Petronella Hopmans (*Bergen op Zoom, 1850, ✞ aldaar, 1924, kwartierstaatnummer 63), Cornelis Hopmans, hovenier, Nicolaas Snellens, schipper, getrouwd met dochter Maria Hopmans, Arnoldus Hopmans, hovenier, Walterus van Egeraat, voerman, getrouwd met dochter Catharina Hopmans, Johannes Petrus van den Boom, slager, getrouwd met dochter Johanna Hopmans en Petrus Cornelis Withagen, hovenier, getrouwd met dochter Petronella Jacoba Hopmans. Zij waren allen woonachtig te Bergen op Zoom, met uitzondering van Nicolaas Snellens (die uit mijn hoofd ook in de stamboom Bernaards voorkomt), hij woonde te Raamsdonk. De boedel bestond uit:

  • Percelen bouwland, hakhout en tuin, sectie F nummers 377 en 696 en sectie C nummers 730, 575 en 773, samen ruim drie hectare groot en met een geschatte waarde van 3700 gulden. De percelen waren al enkele decennia hun eigendom.
  • Nog meer inboedel en gereedschap, met een geschatte waarde van 790 gulden.
  • 41 gulden en 22 cent aan cash.
  • Een schuldvordering met betrekking op het schip van Nicolaas Snellens.
  • Een hypothecaire schuldvordering aan schoonzoon Walterus van Egeraat.
  • Drie renteloze vordering met een gezamenlijke waarde van 7600 gulden.
  • Het huis in sectie G nummer 2757 lijkt inmiddels verkocht te zijn, met ‘voorbehoud van vruchtgebruik’.

Perceel C575 wordt vermeld op een hulpkaart uit 1881. Op die kaart wordt verwezen naar het oude nummer, 330, wat een orgineel nummer uit 1832 is (zie mijn uitleg over ‘originele’ nummers en nummers van hulpkaarten bij dit artikel). C330 was een langgerekt perceel, gelegen aan de Zoom en naast de Zanderijen, ongeveer waar nu de A4 ligt. Op zowel de kaart uit 1832 als de hulpkaart van 1881 is landgoed Ruitershove te herkennen. Perceel C773 was wat kleiner en rechthoekig. Ze komt voor op drie hulpkaarten; één uit 1897 die verwijst naar C637, C637 verwijst weer naar C576 op een hulpkaart uit 1881 en C576 verwijst naar een origineel perceelnummer: C330. En da’s toevallig precies hetzelfde oorspronkelijke perceel langs de Zoom als het latere C575.

Perceel C730 wordt weergegeven op een twee keer zo grote hulpkaart uit 1898. De kaart lijkt opgesteld te zijn rondom een herindeling van een groot stuk land. Te zien is bijvoorbeeld dat er een soort van kanaal o.i.d. aangelegd is, zo lijkt het. In ieder geval vertelt het originele nummer, C180, me dat het ging om een stuk landbouwgrond aan de huidige Ravelstraat, de oude Moerstraatsebaan, in de buurt van de hoeve Bloemendaal.

Het perceel langs de Zoom op de hulpkaart uit 1882. Bron: hulpkaarten Kadaster doos HK0073, via Heemkundekring ‘Land van Gastel’/Stichting Industrieel Erfgoed Bergen op Zoom.

Hetzelfde perceel langs de Zoom op de eerste kadasterkaart uit 1832. Afbeelding: collectie hulpkaarten Kadaster, via Heemkundekring ‘Land van Gastel’/Stichting Industrieel Erfgoed Bergen op Zoom.

Het perceel langs de Moerstraatsebaan op een hulpkaart uit 1896. Bron: hulpkaarten Kadaster doos HK0073, via Heemkundekring ‘Land van Gastel’/Stichting Industrieel Erfgoed Bergen op Zoom.

Hetzelfde perceel in de buurt van Bloemendaal/de Bommesee op de eerste kadasterkaart uit 1832. Afbeelding: collectie hulpkaarten Kadaster, via Heemkundekring ‘Land van Gastel’/Stichting Industrieel Erfgoed Bergen op Zoom.

Op deze uitsnede van de topografische kaart anno nu is aangegeven waar de drie percelen ongeveer gelegen hebben. (Originele afbeelding: J.W. van Aalst/Wikimedia Commons)

Franken

Voorouder Martinus Petrus Franken Laurenszoon (*Bergen op Zoom, 1833, ✞ aldaar, 1911, kwartierstaatnummer 40) was ook een drukbezet man. Een drukbezette hovenier, welteverstaan. Hij werd onder andere in 1873 en 1876 (en nog vele andere momenten) vermeld in verband met de koop en verkoop van percelen. Zo verkocht hij o.a. in 1877 een perceel van tien hectare bouwland te Halsteren (sectie D nummer 841) aan Adrianus Wesenbeek aldaar, in 1878 percelen bouwland met een grootte van negen en zeventien hectare te Halsteren (sectie D nummer 841) aan Theodorus Verbeek te Antwerpen en datzelfde jaar nog weer aan Wesenbeek (Halsteren D849). De Halsterse sectie D omvatte de Noordgeest, het gebied wat in 1962 overging naar Berrege. Hier zaten toen al veel hoveniertjes. Verder komt hij vele malen voor i.v.m. hypotheken en borgstellingen voor anderen. Het lijkt erop dat Martinus meer een soort boerenzakenman was dan puur hovenier. En dat blijkt ook wel een beetje uit de handel in huizen. Alle akten gingen bij Van Gastel te Wouw.

  • Op 6/3-1875 verkocht Martinus een huis met erf, perceel G nummer 1597 te Bergen op Zoom, samen met een stukje grond binnen perceel G324 aan Hermanus Robbe voor tweeduizend gulden.
  • Op 12/2-1876 verkocht Martinus een huisje met erf te Bergen op Zoom, sectie G nummer 324, voor negenhonderd gulden aan Antonie Huismans.
  • Op 16/2-1884 verkocht Martinus een huis met erf te Bergen op Zoom, sectie G nummer 3454 voor 1200 gulden aan Jacobus Stok te Halsteren.
  • Op 29/12-1884 vond er bij de Draak op de Mart een verkoop plaats van huis en erf te Bergen op Zoom, sectie G nummer 3025. Hierbij waren Martinus en Constantinus Antonius de Bruijn betrokken, en het lijkt erop dat Martinus voor tweeduizend gulden het huis kocht.
  • Op 6/2-1886 verkocht Adam Paulus samen met anderen voor 2250 gulden een huis met erf te Bergen op Zoom, perceel sectie G nummer 3105 aan Martinus.
  • Op 9/4-1891 verkocht de eerder vermelde Constantinus Antonius de Bruijn een huis met erf te Bergen op Zoom, sectie G nummer 388, voor 1750 gulden aan Martinus.
  • Op 28/1-1892 verkocht Helena Elisabeth Baartmans, weduwe van Antonie Huijsmans (aan wie Martinus in 1876 een huis verkocht) met anderen een huis met erf te Bergen op Zoom, sectie G nummer 4880, aan Martinus voor zevenhonderd gulden. Perceel G4880 is moeilijk te traceren; hulpkaarten ontbreken. Het lag in ieder geval in de Bergse binnenstad.
  • En tenslotte verkocht Pieter Jan Baptist Doggen op 22/12-1893 een huis met erf te Halsteren, sectie D nummer 940 aldaar (op de Noordgeest), aan Martinus voor vierhonderd gulden.

Perceel G324 was ten tijde van de vermelding een perceel waar niets aan veranderd was sinds de originele eerste kaarten uit 1832. Dat betekent dat ze op die eerste kaart terug te vinden is. Perceel G1597 komt voor op een hulpkaart uit 1848. Ze blijkt te verwijzen naar G323, een origineel perceelnummer. G323 lag naast G324, wat wel ongewijzigd bleef, en was dus een huisje aan de noordoostzijde van de Mosselstraat.

Perceel G1597 op een hulpkaart uit 1848. Afbeelding: collectie hulpkaarten Kadaster, via Heemkundekring ‘Land van Gastel’/Stichting Industrieel Erfgoed Bergen op Zoom.

De twee percelen op de originele kaart uit 1832. De Vischmarkt en Sint Antoniestraat zijn ook goed te herkennen. Aan het eind van de straat lag geen groot veld ofzo, da’s simpelweg een andere kaart (aldaar begon de vesting; laatste werd geslecht in de tijd dat Martien Franken handelde in de huizen). 

De twee panden in de Mosselstraat zijn inmiddels (ik vermoed in de jaren ’90) afgebroken in het kader van stadsherstel in de Vijfde Wijk. Hier zijn ze te zien op een luchtfoto uit 1986. (Afbeelding: WBA Bergen op Zoom)

‘t Mosselstraatje gezien richting de Sint-Anthoniestraat. Rechtsachter de eerder omschreven nieuwbouw. (Foto door mijzelf, 27/8-2019)

Perceel G3454 brengt me op een kadasterhulpkaart uit 1883, waarop een rijtje huizen te zien is. De verwijzing is naar een kaart die niet lang daarvoor opgemaakt moet zijn: G3416. En inderdaad, de volgende kaart, uit 1881, laat het rijtje huizen zien in aanbouw. Het volgende perceelnummer is G3371. Da’s een kaart uit datzelfde jaar, die verwijst naar G3250, wat weer een kaart is uit 1880 waarop te zien is dat G2463 dan opgesplitst is in G3249 t/m G3253. G2463 komt voor op een kaart uit 1871, en die maakt veel duidelijk. Op die kaart is duidelijk te contour van de binnenstad te zien, met straten die aangelegd werden op de grond die vrijkwam door het slechten van de vesting. Dat maakt het waarschijnlijk lastig om de precieze locatie te bepalen. De kaart uit 1871 verwijst naar G2388. Nog een paar keer doorbladeren brengt me op een hulpkaart uit 1870, waar het zo’n beetje eindigt. Toch biedt het vergelijken van deze kaarten aanknopingspunten. Zo is te zien dat perceel 2463 een ‘vakje’ is, later een huizenblok dus, en dat vakje is te plaatsen aan de hand van de contouren van de stad en de oude vesting zoals ze op de hulpkaart uit 1871 getekend staan. En dan kom je uit op een blok tussen de Glymesstraat, Koepelstraat, Coehoornstraat en Belvédèrestraat, met huizen aan de noordkant, dus aan de Koepelstraat, of aan de oostzijde, dus aan de Coehoornstraat.

Het rijtje huizen (waar er rond die tijd op de lege plek nog twee gebouwd werden) op een hulpkaart uit 1881. Afbeelding: collectie hulpkaarten Kadaster, via Heemkundekring ‘Land van Gastel’/Stichting Industrieel Erfgoed Bergen op Zoom.

Op deze hulpkaart uit 1880 is het patroon wat gebruikt werd in de nieuwbouw op de plaats van de geslechte vesting te herkennen.. Afbeelding: collectie hulpkaarten Kadaster, via Heemkundekring ‘Land van Gastel’/Stichting Industrieel Erfgoed Bergen op Zoom.

..en op deze hulpkaart van tien jaar daarvoor nog beter. Hier is duidelijk een soort overgangsperiode te herkennen; grenzen van kadastersecties die nog de vorm van de vesting hebben en grote lege terreinen tussen die grenzen en de oude stad waarop in patronen gebouwd werd. Afbeelding: collectie hulpkaarten Kadaster, via Heemkundekring ‘Land van Gastel’/Stichting Industrieel Erfgoed Bergen op Zoom.

Het te herkennen huizenblok in het hedendaagse stratenplan. (Afbeelding: J.W. van Aalst/Wikimedia Commons)

Perceel G3025 komt voor op een hulpkaart uit 1876 waarop een blok opvallend gelijkaardige huisjes te zien is, doch ze lijkt daar los van te staan. Het verwijst naar perceelnummer G1489. Dat brengt mij bij een oudere hulpkaart met meer details. Deze komt uit 1842, en vermeld dat het perceel eigendom was van Walter Adrianus Roosen op dat moment, en dat er een gedeeltelijke afbraak plaatsvond. Het originele perceelnummer was 708. G708, zo blijkt uit de originele kaart uit 1832, was een vrij groot woonhuis aan de Goudenbloemstraat, op dat moment nog ‘den Armen Blok’ genoemd, naar het naastgelegen gasthuis. Het huis is geen monument, althans niet ten tijde van het opstellen van het Bergs Monumentenboek in 1995. Het huidige adres is Goudenbloemstraat 7. Perceel G3105 komt voor op een hulpkaart uit 1878, waarbij verwezen werd naar perceelnummer G3027. G3027 brengt mij op dezelfde hulpkaart uit 1877 als die van G3025. G3027 blijkt te verwijzen naar oorspronkelijk nummer G537.

Het perceel op een hulpkaart uit 1876. Het rijtje huizen was waarschijnlijk onderdeel van ‘t Erremenblok. Afbeelding: collectie hulpkaarten Kadaster, via Heemkundekring ‘Land van Gastel’/Stichting Industrieel Erfgoed Bergen op Zoom.

Hetzelfde perceel op de originele kaart uit 1832. Op deze uitsnede zijn goed de oude katholieke schuurkerk en de Waalse en Lutherse kerk te herkennen. (Afbeelding: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Foto uit 1970 van Goudenbloemstraat 5 (pakhuis) en 7, gezien in de richting van de Pis’oek. (Afbeelding: Jan Weijts/WBA Bergen op Zoom)

Het huis heet ‘den Klijnen Notenboom’. (Foto door mijzelf, 27/8-2019)

Perceel G388 was ten tijde van de vermelding een perceel waar niets aan veranderd was sinds de originele eerste kaarten uit 1832. Dat betekent dat ze op die eerste kaart terug te vinden is. Het blijkt hier te gaan om het vrij grote pand op de hoek Vischmarkt/Wijngaardstraat/Klaverstraat, waar toevalligerwijs rond de tweede wereldoorlog weer mijn betovergrootvader Kees Linders (*Bergen op Zoom, 1870, ✞ aldaar, 1953, kwartierstaatnummer 18) woonde. G388 doet heden ten dage aan als een wat vervallen pand uit de jaren ’30, maar schijnt bedriegt: da’s enkel de gevel.

Op de oorspronkelijke hulpkaart uit 1832. Er is de loop van de tijd haast niets veranderd aan de grootte of vorm van het pand. (Afbeelding: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Op deze foto de Vischmarkt richting het noorden, rond 1895. Het rood gearceerde pand is het hoekpand Klaverstraat. (Afbeelding: WBA Bergen op Zoom)

De huidige situatie. (Foto door mijzelf, 27/8-2019)

Franken-Withagen, Withagen-Withagen, Withagen-Steenbak

Dan is er nog het echtpaar Adrianus “Adriaan den Blauwe” Franken (*Bergen op Zoom, 1873, ✞ aldaar, 1951, kwartierstaatnummer 20) x Paulina Maria Withagen (*Bergen op Zoom, 1873, ✞ aldaar, 1942, kwartierstaatnummer 21). Ook zij waren hoveniers, en kwamen voor in akten samen met Paulina’s ouders, het echtpaar Withagen-Withagen: Godefridus Withagen (*Bergen op Zoom, 1845, ✞ aldaar, 1907, kwartierstaatnummer 42) x Maria Withagen (*Bergen op Zoom, 1849, ✞ aldaar, 1921, kwartierstaatnummer 43).
Op 27/8-1907 kwam notaris Van Gruting naar het ‘sterfhuis’ van Godefridus Withagen aan de Dubbelstraat, om op te tekenen wat de nalatenschap was. Hierbij waren aanwezig Godefridus’ weduwe Maria Withagen, waarbij vermeld werd dat zij moeder was van de minderjarige kinderen Walterus Withagen, Helena Withagen, Johanna Petronella Withagen en Catharina Maria Withagen, en zijn kinderen Petrus Paulus Withagen, hovenier en voogd over zijn minderjarige broer en zussen, Adrianus Franken, koopman, getrouwd met dochter Paulina Maria Withagen, Cornelis Bruijs, hovenier, getrouwd met dochter Cornelia Maria Withagen en dochter Petronella Maria Withagen, allen woonachtig te Bergen op Zoom. De inboedel werd als volgt vastgesteld.

Uit de stal:

  • twee koeien
  • graan en hooi
  • een paard
  • kar, tuig en landbouwgereedschap
  • tobben, korven en manden
  • tien gulden aan mest
  • twaalf kippen

En uit ‘t huis:

  • Een kastje met tafel, stoelen, lamp en spiegel
  • deken en kussen
  • aardewerk en huishoudelijk gerief
  • tafel en stoelen
  • klok, spiegel, ornamenten, vazen en een lamp
  • huishoudelijk gerief in een kast

In het voorhuis:

  • Een bank
  • Melktafel met melkgereedschap
  • Op zolder:
  • Lijnmeel (?)
  • Ledikanten met toebehoren
  • Twee kachels
  • Een ijswagen
  • Een renwiel
  • Manskleeden en vrouwekleeden
  • Een brandkast

Samen met de groenten en fruit op het veld was het geheel 1353 gulden en vijftig cent waard, zo werd ingeschat. Maar dan waren er nog de onroerende goederen. Godefridus bezat drie huizen, twee aan de Artilleriestraat en één aan de Dubbelstraat; in het laatste woonde hij waarschijnlijk zelf aangezien werd vermeld dat dat zijn sterfhuis was, en Dubbelstraat vermeld is in meerdere geboorteakten van zijn kinderen. De twee huizen aan de Artilleriestraat hadden kadasternummers G4405 en G4406 en waren samen een geschatte duizend gulden waard, het huis met tuin aan de Dubbelstraat had nummer G4407 en had een geschatte waarde van 2200 gulden. In 1909 en 1913 zou de hele familie nog een keer in een akte verschijnen i.v.m. een hypotheek op dit onroerend goed. Over de precieze locatie van deze percelen kon ik niets vinden m.b.t. ontbrekende hulpkaarten.
Godefridus was net als de eerder genoemde Martinus Petrus Franken een drukbezet hovenier. Naast wat transacties m.b.t. lapjes bouwgrond en hypotheken werd (ver)kocht hij ook deze huizen:

  • Op 19/2-1873 kocht hij in een akte bij notaris J.F. van Goch een huis met erf aan de Moeregrebstraat ‘nabij de Spuibrug’ van Johannes en Lucia Hagenaars. Laatste hadden toen geen beroep of ‘maatschappelijke betrekking’, mogelijk gingen zij met pensioen en verkochten ze hun huis. Het huis had kadasternummer G216. Godefridus’ moeder Cornelia Withagen-Steenbak en zijn schoonvader, bouwman Petrus Martinus Withagen, stonden borg voor de aankoop.
  • Op 22/5-1875 kocht Godefridus (nu vermeld als ‘Godefridus Petrus Pauluszoon Withagen’) weer een huis, ditmaal van Johannes van Rijen te Bergen op Zoom. De verkoop vond plaats in koffiehuis ‘de Korenbeurs’ met de Wouwse notaris W. van Gastel. De totale koop, voor een bedrag van 4320 gulden, bestond uit een huis met schuur, stallen, bakoven, wagenhuis, pakhuis, erf, moestuin en twee regenbakken, en werd samen gedaan met Petrus Hopmans, mogelijk de voorouder uit eerder in dit artikel. Het geheel omvatte het perceel met kadasternummer G165 en een deel van de percelen G166 en G167.
  • Op 4/10-1877 verkocht Godefridus het huis wat hij vier jaar eerder gekocht had weer door. Het gaat hier om het huis met erf aan de Moeregrebstraat, kadasternummer G216. De verkoop werd gedaan bij notaris Van Gastel aan Gerardus Jacob Noordhuizen voor 1500 gulden, die hem voorgeschoten werden door Petrus Michiel Koens te Bergen op Zoom, met een rente van 4% te voldoen per 4 oktober.
    De ouders van Godefridus waren Pieter Paulus Withagen (*Bergen op Zoom, 1803, ✞ aldaar, 1870, kwartierstaatnummer 84) en Cornelia Steenbak (*Bergen op Zoom, 1803, ✞ aldaar, 1875, kwartierstaatnummer 85). Van hen weet ik dat hij geboren werd in de Fluwelenbroekstraat en zij in de Rijkebuurtstraat, en dat zij beiden overleden aan de Lindebaan. Op 22/12-1869 maakten beide echtelieden hun testament op bij Van Gastel, waarin ze alles aan mekaar nalieten; da’s meer iets procedureels. Mogelijk was P.P. Withagen ziek geworden, want hij zou een aantal maanden later komen te overlijden.

Perceel G216 was ten tijde van de vermelding een perceel waar niets aan veranderd was sinds de originele eerste kaarten uit 1832. Dat betekent dat ze op die eerste kaart terug te vinden is. Ook hier vinden we een mooi pand terug, wat ook anno 2019 niet herbouwd is o.i.d. Het lag aan de Moeregrebstraat, tegenover de open Grebbe, naast het ‘Steeleke’, waar Dubbelstraat, Moeregrebstraat, Kaai, Hoogeboomstraat en Spui samen kwamen. Het ligt naast het ‘Kerkje van Weijts’ en is niet vermeld in het Bergs Monumentenboek uit 1995.

Op de originele kadasterkaart uit 1832. Afbeelding: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Het huis heet ‘de Groote Heijdtbloem’. (Foto door mijzelf, 27/8-2019)

G165, G166 en G167 waren ten tijde van de vermelding percelen waar niets aan veranderd was sinds de originele eerste kaarten uit 1832. Dat betekent dat ze op die eerste kaart terug te vinden zijn. En op die eerste kaart blijkt het te gaan om twee panden aan de Dubbelstraat, ter hoogte van het Molenpad in de buurt van café de Mortier. De tuin was inderdaad vrij groot en zal toentertijd tot aan de Artilleriestraat gelopen hebben. Op de oorspronkelijke kaart is de Blokstal waar nu het Facilitair Bedrijf in zit te herkennen als G204.

Op de originele kadasterkaart uit 1832. Afbeelding: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Boschman-Nuijten

De schoonvader van Martinus Laurenszoon Franken was Theodorus (Doris) Boschman (*Bergen op Zoom, 1799, ✞ Halsteren, West-Brabant, 1879, kwartierstaatnummer 82). Doris’ vader kwam uit een Brusselse familie, zijn moeder uit kringen rond de Waalse kerk. Toch raakte hij betrokken bij de Bergse hoveniers, en had hij ook veel banden met Halsteren, het dorp waar zijn vrouw Adriana Nuijten (*Halsteren, West-Brabant, 1810, ✞ Bergen op Zoom, 1883, kwartierstaatnummer 83) in de Kromstraat geboren werd.
Eerder vond ik dit echtpaar al terug in de Halsterse hulpkaarten van de eerste helft negentiende eeuw, maar er zijn ook een hoop notariële akten te vinden m.b.t. hen. Los van allerlei grote akten waarin hij met andere hoveniers handelde in stukjes grond.

  • Daarnaast verkocht Doris op 26/5-1872 zijn huis met erf en tuin op ‘t dorp van Halsteren, kadasternummers C806 en C807, aan Halsternaar Cornelis Koenen in een akte bij notaris Van Gastel. Het geheel kostte vijfhonderd gulden en werd aan Koenen voorgeschoten door Bergenaar Franciscus Hubner, met 5% rente tot 1 mei van het volgende jaar.
  • Op 26 maart 1881 werd er bij dezelfde notaris een akte opgesteld waarbij Constantinus Antonius de Bruijn, die we al eerder tegenkwamen in deze zoektocht, verschillende huizen met erf verkocht. Het lijkt erop dat ene Johanna Nuijten als weduwe van Theodorus Bosmans twee huizen kocht, maar dat blijkt niet helemaal uit de akte (en de voornaam zou dan ook verkeerd zijn). Het ging hier in ieder geval om een huis en erf met adres wijk E nummer 49d en kadasternummer sectie G nummer 3243-gedeeltelijk en een huis en erf met adres wijk E nummer 49c en kadasternummer sectie G nummer 3243-gedeeltelijk.
  • Op 21/4-1881 bleek dat het echtpaar wel een huis in eigendom had, tenminste in de periode voor 1879, het jaar dat Doris overleed. Adriana Nuijten bekende toen als weduwe van Theodorus Bosmans schuld over een hypotheek aan mejuffrouw Alida Maria Hillenaar te Bergen op Zoom. Het ging om vierhonderd gulden met een rente van 5% per 21 april.
  • Op 6/3-1884, Adriana was ook reeds overleden, werd de boedelscheiding opgemaakt van dit echtpaar bij notaris Van Gastel. Voor de notaris verschenen Martinus Petrus Franken Laurentiuszoon, hovenier, als echtgenoot van Johanna Bosman en als gemachtigde namens Cornelis Bosman, zonder beroep, te Oudenbosch, Adrianus de Krom, voerman, als echtgenoot van Anna Bosman, Johannes Baptist Nuijten, hovenier, als echtgenoot van Cornelia Bosman, Petrus Bosman, winkelier en voogd over de minderjarige kinderen Kroonen, Sebastianus Bosman, timmerman, Philomena Bosman, zonder beroep, Jacobus Bosman, werkman en Petrus Kroonen, arbeider te Halsteren, weduwnaar van Maria Bosman met als minderjarige kinderen Adriana Maria Kroonen, Dijmphna Kroonen, Cornelia Kroonen, Martinus Petrus Kroonen, Johanna Kroonen en Philomena Kroonen. Alle personen waar ik geen woonplaats vermeldde waren op dat moment woonachtig te Bergen op Zoom. Doris en Adriana hadden in hun leven een vrij aanzienlijke boedel opgebouwd.
  • In de voorkamer lagen twee gordijnen, een linnenkastje, een kastje, een kabinet met vier komen, een uittrektafel met kleed, twaalf stoelen, een zorgstoel, drie katoenen lakens, andere lakens, drie vrouwenhemden, een vrouwenhoed, vijf bonte doeken, twee vrouwenmutsen, drie slopen, twee halsdoeken, een lade met lappen, een zwart kleed, een zwarte rok, drie blauwe schorten, een bed, twee lakens, een deken, drie kussens en een ‘collier’ met kralen.
  • In de achterkamer vond men vijf schilderijen, drie vaasjes, twee kandelaars, drie beeldjes, negen schilderijen, twee koperen waterketels, negen ‘figuren voor de schoorsteen’, en lamp, glaswerk met karaf, een blad met kopjes en schoteltjes, negen borden en schotels, twee doosjes met koffiemolen en melkkan, een vloermat, veertien witte borden en twaalf blauwe borden.
  • In de keuken hing een klok en vond men een kachel met toebehoren, een spiegel, schilderijen, een lamp, een blikken ketel, een tinnen schotel met drie borden, een rok met drie schorten, een bed met toebehoren, lakens en dekens, tien mud aardappelen, een tonnetje zuurkool, twee stoven, een tafel, acht lepels en vorken, drie messen, een koekepan, een strijkijzer en dertig gulden aan varkensvlees.
  • Op de achterplaats lagen twee wastobben, een stoel, twee ijzeren potten, aardewerk, een varkenskot, een kippenhok, drie kippen en anderhalve gulden aan mest.
  • Op zolder lagen een rok en zak, een ladder, een bed met toebehoren, lakens en dekens, vier stoelen, een tafel, een ijzeren ketel en ‘rommel’. Die rommel was vijftig cent waard.
  • In de gang waren nog drie lakens en een vrouwenhemd.

Perceel G3243 komt voor op een hulpkaart uit 1878, waarbij ze verwijst naar perceel G1532. Da’s een oude hulpkaart uit 1845, waarop verwezen wordt naar perceel G298. Ten tijde van de transacties van Doris Boschman was het perceel ‘gedeeltelijk’ van hem. De originele kaart uit 1832 geeft weer dat dit lange pand gelegen was aan de Scholiersberg. Het werd in de jaren 1870 een beetje opgedeeld, maar bleef desondanks vrij groot. Het pand is afgebroken in ‘t kader van de stadsvernieuwing, waarschijnlijk in de jaren ’80.

Uitsnede van de hulpkaart uit 1878. Afbeelding: collectie hulpkaarten Kadaster, via Heemkundekring ‘Land van Gastel’/Stichting Industrieel Erfgoed Bergen op Zoom.

De hulpkaart uit 1845. Afbeelding: collectie hulpkaarten Kadaster, via Heemkundekring ‘Land van Gastel’/Stichting Industrieel Erfgoed Bergen op Zoom.

Op de originele kadasterkaart uit 1832. Afbeelding: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

De Scholiersberg, linksboven, op een luchtfoto uit 1968. Vooraan het Markiezenhof. De rood gearceerde huizen zijn niet zeker de huizen of het pand wat Doris in eigendom had, maar liggen in ieder geval wel in het verlengde ervan, aan het einde van de straat. Ook grappig: op deze foto kun je goed zien hoeveel van het Markiezenhof ‘nep’ is. De toren of dit gebouw bijvoorbeeld. (Afbeelding: Aviodrome Lelystad/WBA Bergen op Zoom)

Borrie-de Ruijter

Niet al mijn Bergse voorouders waren hoveniers. Via mijn oma Bernaards stam ik af van het gereformeerde echtpaar Leendert Borrie (*Bergen op Zoom, 1809, ✞ aldaar, 1887, kwartierstaatnummer 90) x Cornelia de Ruijter (*Willemstad, 1814, ✞ aldaar, 1887, kwartierstaatnummer 91). Leendert was verver en glazenmaker, waar de familie Borrie ook lang bekend stond als schildersfamilie. Van hen weet ik dat ze altijd op de Kaai woonden, in de loop van de 19de eeuw aan de Zuidzijde Haven en tegen het einde van hun leven in de Rijkebuurtstraat, op nummer C117 (veranderd naar C5). Zij overleden ook beiden op dat adres.
Leendert en Cornelia stelden twee keer hun testament op bij de Wouwse notaris Van Gastel. Wat laatste betreft valt het dus op dat deze notaris best wel van klandizie had opgebouwd binnen verschillende ‘kringen’ in Berrege; niet alleen onder de hoveniers dus. Het eerste testament was van 12 mei 1876, het tweede van 3 juli 1882. Volgens die twee testamenten lieten ze alles aan elkander na. Op 17 maart 1884 verkocht het echtpaar, of Leendert althans dus, hun huis aan hun zoon Cornelis Willem Borrie. Het betrof een huis met erf in sectie G nummer 1243 voor een bedrag van 2300 gulden met een verschuldigd gebleven percentage van 5% per 17 maart.
Drie jaar later, in maart 1887, kwamen beide echtelieden te overlijden. Op 22 april 1887 werd bij notaris Van Gastel de boedelscheiding opgesteld in bijzijn van Willem Bastiaan Borrie, te Bergen op Zoom, verver en voogd van de minderjarige kinderen van Theodorus Samuel Borrie, Jan François Borrie, te Bergen op Zoom, smid en voogd over de minderjarige kinderen ‘Kerbus’, Maria Kock, te Terneuzen, weduwe van Theodorus Samuel Borrie en voogdesse over haar minderjarige kinderen, Leendert Borrie, timmerman te Bergen op Zoom, Cornelis Willem Borrie, verver te Bergen op Zoom, schoonzoon Karel Rijkhals, pottenbakker te Bergen op Zoom en getrouwd met Cornelia Borrie, Joseph Kerbus, korporaal bij het derde regiment infanterie in het garnizoen te Bergen op Zoom, weduwnaar van dochter Maria Borrie en voogd over hun minderjarige kinderen Maria Kerbusch, Antonius Kerbusch en Josina Kerbusch (mijn betovergrootvader Petrus Antonius Kerbusch was in 1887 blijkbaar reeds wettelijk meerderjarig, of met Antonius moet hem bedoeld worden), Dirk Hendrikus Boekweit, zonder beroep en woonachtig te Bergen op Zoom, getrouwd met dochter Josina Borrie en als laatste Agatha Josina Borrie, zonder beroep, woonachtig te Bergen op Zoom.

Nadat de notaris noteerde dat het sterfhuis van de echtelieden Rijkebuurtstraat wijk C nummer 117 was, ging hij over tot het opsommen van de inventaris.

  • In het ‘saletje‘ waren raamgordijnen, een tafel met kleed, zes stoelen, vier schilderijen, een spiegel, zeven schoorsteenfiguren, koperen kaarsenschaal, ‘karpet’, twee vazen, twee kleine vazen, een ‘Berlijnsch’ koffie- en theeservies, een penant tafeltje, een blaadje en karaf met glazen, een vergulde spiegel, raam- en deurgordijnen, twee bloempotten, blad en doosjes, drie karaffen, twaalf glazen, vier bierglazen, een bak, vijf potjes, een ‘gefleschken’, een ketel, een amfoor, een koffiemolen en vier borden.
  • In de alkoof vijf vloerkleedjes, een verenbed, strozak, kapo(..) peluid (?), twee verenkussens, twee lakens, vier dekens, bedgordijnen en twee gordijnen met rabatten.
  • In de achteralkoof een eikenhouten bureau, een ladetafel, twee deurgordijnen, drie lampen, servies met twee doosjes, vier stoven, drie strijkijzers, vier schilderijen en een spiegeltje.
  • In de achterkamer waren raamgordijnen, een hanglamp, een tafel, een kachel met toebehoren, negen stoelen, schoorsteenfiguren, een hangklok, een geverfde linnenkast, drie bloemvaasjes met stolpen, een schilderij, twee borden of horden, twee koperen ketels, twee karaffen met enige glazen, drie blaadjes, een blikken busje, vier gekleurde borden, enige borden met schalen en keukengerief, twee bijbels en kerkboeken, blad en doos, drie paar beddelakens, een paar witte bedgordijnen, rabat en kleine gordijntjes, zestien linnen slopen, zwarte koralen met goudslot en twee bellen, negen tinnen lepels, acht stalen vorken, vijf messen, zes kleine lepels, een kleine schort, vier omslagdoeken, een boezeroen, twee veren, een veren peluid, een zeegras peluid, drie dekens en twee lakens.
  • In het keukentje twee teilen, een droogrekje, een stelletje, een korf, een linnenbak, een ragebol en nog meer teilen.
  • In de keuken, er was blijkbaar ook een grote, waren een wollen deken, een katoenen deken, een kussen en vier strozakken, een kachel, koekepannen, ijzeren potten, enige potten en pannen, twee emmers en bank, zes gulden aan aardappelen, een ton, een stamper, een tob en mans- en vrouwenkleren.
  • Daarnaast bezat Leendert nog drie obligaties, da’s wel vrij bijzonder. Hij had een tien aandelen m.b.t. het ‘Zuidwesterspoor’ in Rusland, elk met een waarde van tien roebels.
  • Dan was er nog een lening van 154 roebels aan datzelfde Rusland van de tsaar, en een obligatie op een goudlening in Hongarije van duizend florijnen. Het huis, dat verkocht was aan zoon Cornelis Willem Borrie, had een hypotheek ten laste van diezelfde zoon. Het bracht 2300 gulden op ter verdeling.

Perceel G1243 was ten tijde van de vermelding een perceel waar niets aan veranderd was sinds de originele eerste kaarten uit 1832. Dat betekent dat ze op die eerste kaart terug te vinden is. Een beetje puzzelen met waar er nu gebouwd is waar in 1832 blijkbaar de tuin van het Spuihuis lag brengt me op het pand ‘de Kogge’. Dat is wél een gemeentemonument, en een groot herenhuis wat correspondeert met de vele ruimtes zoals die omschreven zijn in de boedelscheiding. Oftewel: dit echtpaar was wat meer van stand dan de meeste van mijn voorouders. De samenstellers van het Bergs Monumentenboek uit 1995 omschrijven het 18de-eeuwse pand als volgt:

“Tweelaags onderkelderd pand met een wit geverfde lijstgevel onder een zadeldak met schild aan de voorzijde. Symmetrisch opgebouwde gevel met licht getoogde deur- en vensteropeningen, getoogd met strekse bogen. Eenvoudige schuiframen met glas-in-lood in de bovenlichten. Vensters met hardstenen onderdorpels. Links onder in de gevel bevindt zich een kelderluik. Opvallend zijn de lichtopeningen in het fries, geflankeerd door voluutvormige consoles die tevens de geprofileerde kroonlijst dragen. Het dakschild aan de voorzijde is niet helemaal symmetrisch.”

Op de originele kadasterkaart uit 1832. Afbeelding: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Het tweede pand van links is de Kogge. (Foto door mijzelf, 27/8-2019)

Mussengevecht

Sint-Martinuskerk en raadhuis te Halsteren in 1932. Het Mussengevecht ligt rechts afslaand bij ‘t huisje met de Van Nelle-reclame. (Afbeelding: B. Wosyka/WBA Bergen op Zoom)

Ik schrijf nog even verder over de kadasterhulpkaarten van Halsteren. Mijn voorvader Hendrik van den Kieboom (*Halsteren, West-Brabant, 1857, ✞ aldaar, 1938,kwartierstaatnummer 56) en zijn zwager Jacobus van Eekelen (uit dit en dit artikel) komen weer terug in een andere notariële akte. Ietsje verderop van ‘t huisje op de Beek waar Hendrik en Jacobus woonden, in het oude hart van Altere, ligt het Mussengevecht. Dit straatje komt naar voren in 1889, wanneer de schoonmoeder van beide mannen, Cornelia Nuijten (*Halsteren, West-Brabant, 1822, ✞ aldaar, 1889, kwartierstaatnummer 115) overlijdt. 

Zoals procedure was (en is) gingen de nabestaanden naar de notaris om een boedelscheiding uit te voeren, het testament na te leven, zeg maar. Dit gebeurde op 20 september 1889 bij notaris W. van Gastel te Wouw. Comparanten waren weduwnaar Judocus Jaspers (*Halsteren, West-Brabant, 1819, ✞ Bergen op Zoom, 1899, kwartierstaatnummer 114), Michael Jaspers, Jan Jaspers, Adriaan Jaspers, Jacobus van Eekelen als echtgenoot van Maria Jaspers, Hendrik van den Kieboom als echtgenoot van Johanna Jaspers, Henricus Kijzers als echtgenoot van Helena Jaspers, Marijn Perdaams te Nieuw-Vossemeer als echtgenoot van Johanna Jaspers en Petrus Deelen te Bergen op Zoom als echtgenoot van Adriana Jaspers. De eerste zeven comparanten waren arbeider en woonachtig te Halsteren. Er was best wel wat te verdelen; meubilair en vergelijkbare goederen ter waarde van 180 gulden, 440 gulden in contanten die aan Judocus toebedeeld werd en een huis met erf, schuur en twee moestuintjes te Halsteren ter waarde van 770 gulden. Van dat laatste bezit werd vermeld dat het ging om kadasterpercelen C918, C919 en C1378, waarbij C1378 was aangekocht in 1853 t.o.v. notaris Bax te Bergen op Zoom en belast was met cjns aan de RK-kerk te Halsteren (de naastgelegen Sint-Marinus dus) en waarbij C918 en C919 in 1869 waren aangekocht, eveneens t.o.v. Bax, en eveneens belast met cijns aan de parochie. 

Afbeelding: reeks hulpkaarten Kadaster Halsteren, collectie heemkundekring Land van Gastel, doos BDD-HKK233.

Bovenstaande uitsnedes komen van een hulpkaart uit 1881. Ze verwijzen naar de zelfde locatie als de uitsnedes uit onderstaande hulpkaart uit 1854, waarop percelen C918 en C919 vermeld staan. Er werden dus twee huisjes nagelaten, naast elkaar, met een tuin. Perceelnummers C341, C342 en C339 zijn lager dan 744 en zijn dus terug te vinden op de oorspronkelijke eerste kaart en legger van het kadaster uit 1832.

Originele afbeelding: kaart bij Halsteren sectie C 1832, Rijksdienst voor ‘t Cultureel Erfgoed.

Hier is duidelijk te zien waar het geheel lag; aan het Mussengevecht achter de oude Sint-Martinuskerk. Wat wel opvalt hier is dat de Dorpsstraat nog niet afbuigend richting de Beek lag. Ze hield simpelweg op bij ‘t Raadhuis en ging over in de Kromstraat. De huidige situatie is hier te vinden. Maar ik vond nóg iets leuks: de percelen C339 t/m C342, dus de hele hoek achter de kerk, waren in 1832 eigendom van de erven Michiel Jaspers (*Hoeven of Rucphen, 1759, ✞ Halsteren, 1830, kwartierstaatnummer 228), zoals ik in 2016 al vond. Michiel was de vader van eerder vermelde Judocus Jaspers. In eerste instantie ging ik ervan uit dat de vermelding van het huis e.o. in de boedelscheiding uit 1887 erop wees dat het huis uit ‘t eigendom van Cornelia kwam, maar het kan natuurlijk ook dat ‘t huis uit de familie Jaspers kwam en dat ‘t ‘terug bedeeld’ moest worden aan Judocus na een huwelijk zonder huwelijkse voorwaarden. In ieder geval leuk dat dit mooie plekje van Halsteren zo lang in de familie was.

 

Het (niet afgebrande) huis van Hendrik van den Kieboom (2)

Afbeelding: A. Nuijten, update 13/12-2020

Ben ik weer. Afgelopen november schreef ik over het huis van Hendrik van den Kieboom (*Halsteren, West-Brabant, 1857, ✞ aldaar, 1938, kwartierstaatnummer 56). Hij kocht in 1907 een huis van zijn zwager, gelegen aan de Waterstraat. Dat huis heb ik gebruikt voor mijn eerste ‘casus’ bij het werken met reeksen hulpkaarten van het kadaster. Het centrale vraagstuk is hier: kun je, bij onderzoek in een gemeente waar er zo goed als geen verdere aanduiding plaatsvond bij adressen in het bevolkingsregister, aan de hand van notariële akten tóch een exact adres achterhalen? Het antwoord luidt: ja, maar het is een bijzonder technisch en omslachtig proces. 

Zover is dus al bekend dat Hendrik in 1907 een huis met erf kocht van zijn zwager Jacobus van Eekelen. Op dat moment hadden dat huis en het erf sectienummers C1250 en C1251, waarbij als topografische aanduiding de Waterstraat vermeld werd. De Waterstraat is vrij goed bekend; ze loopt óp de Brabantse Wal van de Sint-Martinuskerk richting het einde van de Beek. 

Eerste deel van de koopakte. (Afbeelding: WBA Bergen op Zoom)

Een hulpkaart werd opgesteld als een perceel wijzigde, bijvoorbeeld als het gesplitst werd, bebouwd werd of juist leeggeruimd werd. In deze casus neem ik sectie C, de kadastersectie die het centrum van Halsteren en de directe omgeving daarvan omvat. Als basis kan je dan de kadastrale leggers en bijbehorende kaarten uit 1832 nemen. Dat zijn zover ik weet de enige leggers die het hele land omvatten en openbaar inzichtelijk zijn op de site van de Rijksdienst voor ‘t Cultureel Erfgoed. In 1832 begon men alles op te meten en te nummeren. In Halsteren sectie C kwam men uit op 755 percelen. Bij elke wijziging na 1832 werd er een nieuw nummer gegeven aan het perceel en werd er een hulpkaart opgesteld. Alle nummers vanaf 755 dus, in dit geval. Op chronologische volgorde. Ik heb dus sowieso een perceelnummer uit één of andere akte nodig, en kan dan ‘mutaties’ oftewel hulpkaarten gaan terugrekenen naar 1832.

In dit geval is er dus zo’n perceelnummer. De nummers C1250 en C1251 werden aan het perceel gegeven in 1872, twee jaar nadat Jacobus van Eekelen het huis gekocht had, zoals hij verklaarde bij de notaris in 1907. De hulpkaart vermeld de volgende relevante informatie:

  • Een getekend kaartje van het perceel, vaak meerdere percelen, doch zonder enige context. Daar heb je een A0-kaart voor nodig.
  • Een verklaring dat het hoofdkwartier in Breda de kaart goedkeurde, met datum erbij.
  • Een overzicht van de afmetingen van het perceel en wat de vorige aanduiding was.

Afbeelding: reeks hulpkaarten Kadaster Halsteren, collectie heemkundekring Land van Gastel, doos BDD-HKK233.

Hierboven drie uitsnedes van de hulpkaart die bij de percelen C1250 en C1251 hoort. We zien dus geen context, maar wel ‘t huisje, gelegen in een hoek met een tuintje erachter. Vermeld is dat ‘t vorige nummer van het perceel C1227 was.

Afbeelding: reeks hulpkaarten Kadaster Halsteren, collectie heemkundekring Land van Gastel, doos BDD-HKK233.

De vorige wijziging aan het perceel was een klein jaar daarvoor. En in dat jaar is het huisje gebouwd; perceel C1226 is leeg. Dit komt ongeveer overeen met 1870, het jaar waarin vermeld werd dat Jacobus van Eekelen het huis kocht, of mogelijk werd met dat jaar de aankoop van het perceel op zich bedoelt en bouwde hij daarop zelf zijn huis. Deze hulpkaart verwijst terug naar C1134. Dat was in 1868, waarbij weer verwezen werd naar 1091. Dat was in 1866, waar weer werd verwezen naar 1051.

Afbeelding: reeks hulpkaarten Kadaster Halsteren, collectie heemkundekring Land van Gastel, doos BDD-HKK233.

Afbeelding: reeks hulpkaarten Kadaster Halsteren, collectie heemkundekring Land van Gastel, doos BDD-HKK233.

Wat er precies allemaal wijzigde aan het perceel is me niet helemaal duidelijk; volgens mij heeft het vooral met de aangrenzende grond te maken. C1051 was in ieder geval het nummer die het lapje grond kreeg in 1863, zo bewijst volgende hulpkaart:

Afbeelding: reeks hulpkaarten Kadaster Halsteren, collectie heemkundekring Land van Gastel, doos BDD-HKK233.

Nu word het relevant. In de hulpkaart van 1863 wordt namelijk als vorig perceelnummer C25 genoemd. En, zoals ik eerder schreef, had sectie C bij het begin van het kadaster 755 percelen; alle nummers onder de 756 kunnen dus teruggevonden worden op de kaarten en leggers uit 1832 die de Rijksdienst voor ‘t Cultureel Erfgoed online beschikbaar stelt. Da’s niet lang zoeken. Het veldje of tuintje was in 1832 eigendom van de Halsterse winkelier Pieter de Graauw. En; nog verrassender: het lag niet aan de Waterstraat, zoals in 1907 opgetekend werd.

Originele afbeeldingen: Rijksdienst voor ‘t Cultureel Erfgoed.

Hierboven zien we perceel C25 in 1832, en een uitvergroting van die kaart. Hoewel de kaart niet richting het noorden getekend is, kan je er vrij snel de huidige situatie uithalen, als je een beetje bekend bent met de omgeving wel. Wat opvalt is dat de hele buurt door het kadaster de Waterstraat werd genoemd, dus ook alles tussen landgoed de Beek (hier nog ‘Weltevreeden’ genoemd) en die straat. En dat verklaart ‘n hoop. De vorm van C25 is goed te herkennen; je ziet goed hoe in de loop van de 19e eeuw alles rond het dorp steeds voller en kleinschaliger werd. Ik wil vooral graag weten waar het huisje van Hendrik precies was; of misschien zelfs wel ís. Modernere stafkaarten geven antwoord. Aan de hand van bovenstaande kaart weet ik de context en vond ik het huisje terug. Let op ‘t lichtblauwe vierkant.

Hoe kan het ook anders: het huis is in de jaren ’60 afgebroken voor de aanleg van woonwijk de Beek. De hele straat zelfs. Om precies te zijn lag het huis waar nu de hoek Schelpstraat/Burgemeester Elkhuizenlaan ligt. Ik heb nog getracht een oude luchtfoto te vinden, maar tevergeefs. Insturen mag altijd!

 

 

 

 

k