Cornelis Adriaense in Oost-Indië

In de lijsten van VOC-opvarenden in ‘t Nationaal Archief te Den Haag werd slechts één Ossendrechtenaar vermeld: Cornelis Adriaansen. Als aan de hand van DTB-boeken in Ossendrecht probeer te reconstrueren wie er op ‘t dorp woonde gedurende zijn leven (en dus of er nog andere kandidaten zijn voor deze opvarende) kan ik maar tot één conclusie komen: mijn voorouder Cornelis Adriaense (*ged. Ossendrecht, 27/6-1752, ✞ aldaar, 15/2-1832, kwartierstaatnummer 442) werkte voor de VOC.

Veel zeelieden zitten er niet tussen mijn voorouders, des te opvallender is het dat Cornelis’ latere schoonvader Jacobus van Geenhoven marktschipper was van beroep. Nu, het hoeft niet zo te zijn dat Cornelis en Jacobus elkaar reeds kenden, maar ‘t is toch waarschijnlijk; of misschien verkeerden zij in dezelfde kringen binnen ‘t dorp. In ieder geval moet iemand hem verteld hebben over de VOC; zij hadden kamers in Zeeland, relatief dichtbij, en waren altijd op zoek naar mensen. Het leven in ‘t 18e-eeuwse Ossendrecht was niet makkelijk, meevaren met de VOC was dus een gemakkelijke manier om relatief veel geld te verdienen voor hem en zijn naaste familie. Zo kwam het dat Cornelis, zestien jaar oud, op 30 maart 1769 in dienst trad als militair in Fort Rammekens bij Vlissingen.

Militairen werden in eerste instantie door de VOC ingezet tegen concurrerende Spanjaarden en Portugezen, maar toen die dreiging in de loop van de 17e en 18e eeuw kleiner werd, verschoof de focus naar lokale Indische heersers. Soldaten waren noodzakelijk om de machtspositie van de VOC in Oost-Indië te bewaken; daarbij richtte de compagnie zich in de Zilveren Eeuw zich ook op expansie aldaar (delen van bijvoorbeeld Java waren nog altijd onafhankelijk). Cornelis werd uitgerust met kist, hangmat, bultzak (een soort matras), ‘deek’, linnen pakken en rok. De kosten werden erbij vermeld, plus een bedrag van 150 (gulden of stuivers, is me niet helemaal duidelijk) onder vermelding: “Sch’d aen wed’e Jullesij”. Citaat uit een artikel van ‘t Zeeuws Archief:

“Om de uitgestrekte Nederlandse bezittingen tegen indringers te beschermen, had de VOC zo’n 15.000 soldaten in dienst. Zestig tot zeventig procent van het VOC-personeel in Azië bestond uit soldaten. Zij waren afkomstig uit dezelfde eenvoudige sociale milieus als het scheepsvolk. Door een groot tekort aan soldaten uit eigen land werden veel militairen en soms zelfs hele regimenten in het buitenland geronseld. Het militaire voetvolk vormde de laagste rang in de VOC-hiërarchie. Hun werkzaamheden bestonden voornamelijk uit wachtlopen voor de Nederlandse bezittingen.”

Afbeelding: Nationaal Archief ‘s-Gravenhage

Zijn schip, de Duinenburg (ook wel Duijnenburg of Duynenburg) vertrok op 30 maart 1769 voor de VOC-kamer van Zeeland met bestemming Batavia. De VOC was opgebouwd uit kamers met een zekere mate van zelfstandigheid. Er waren twee ‘hoofdkamers’, Amsterdam en Zeeland (Middelburg), en vier overige kamers, in volgorde van oprichtingsinleg (‘kapitaal’) in 1602 waren dat Enkhuizen, Delft, Hoorn en Rotterdam. Het schip Duinenburg werd in 1757 voor de Zeeuwse kamer gebouwd op de VOC-werf te Middelburg. Het werd vernoemd naar de buitenplaats Duinenburg bij Domburg op Walcheren. De lengte was 150 voet, het laadvermogen was 1100 ton en er kon 300 tot 400 man meevaren. Het schip werd zes jaar eerder, in 1763, onderdeel van een ‘extra equipage’ van zeven schepen, “waarvan er vijf bestemd waren voor Ceylon”. Het doel van de Duinenburg was toen zoveel mogelijk VOC-soldaten naar Ceylon brengen voor de oorlog tegen de koning van Kandy. Maar, al met al voer de Duinenburg in 1769 weer op ‘reguliere’ routes tussen de Nederlanden en Batavia.

Op deze prent staat de Antwerpse zeevaarder Joris van Spilbergen afgebeeld met koning Vimaladharmasoorya van Kandy in 1602. Het was Van Spilbergen die de VOC interesseerde in handel op Ceylon. De koning van Kandy was zo’n 160 jaar later wat minder vriendelijk naar de compagnie. Joris van Spilbergen bracht overigens zijn laatste jaren door in de Potterstraat te Bergen op Zoom, mijn woonstraat tegenwoordig. (Afbeelding: ‘De reis van Joris van Spilbergen naar Ceylon, Atjeh en Bantam (1601 – 1604)’ door de Van Linschoten Vereniging/Wikimedia Commons)

De Duinenburg kwam op 19 juli 1769, na een reis van ruim vier maanden, aan op Kaap de Goede Hoop, sinds 1652 de Nederlandse kolonie ter bevoorrading van VOC-schepen. De bemanning kon even luchten, gezond eten (dat wil zeggen; niet gepekeld of in ieder geval iets met vitaminen) en zal vast ook wel ‘n kroeg bezocht hebben. Op 4 augustus 1769 vertrokken ze weer om de Indische Oceaan over te steken richting Batavia, waar ze op 12 oktober 1769 aankwamen. De kapitein was gedurende de hele reis Jan Verheke, die ik zo gauw niet kan vinden op andere websites. De Duinenburg zou in 1773 op weg van Kaap de Goede Hoop naar Amsterdam vergaan bij ‘Patria’.

Wat er precies gebeurde aldaar weet ik niet, maar Cornelis stapte nog geen twee weken naar aankomst in Indië terug op ‘t schip naar de Kaap. Misschien zag hij ‘t vechten op Java niet zitten. Misschien was hij ingezet als militair puur voor tijdens reizen; bijvoorbeeld om muiterij tegen te gaan. Of, en we hebben er allemaal over geleerd op school, trok hij de leefomstandigheden op een VOC-schip niet. Laten we ziekten als scheurbuik nog achterwege, geeft dit citaat van het Zeeuws Archief een beeld:

“Naarmate de reis langer duurde werden de omstandigheden op het dichtbevolkte dek steeds slechter. De stank van het kielwater onderin het schip vermengde zich met de sterke lichaamsgeuren van de bemanningsleden en de onaangename lucht van uitwerpselen van ratten, de scheepskat en soms ook menselijke ontlasting. Als de stank ondragelijk werd of er veel zieken waren, dan ging men over tot het sprenkelen van azijn of het branden van buskruit met jeneverbessen en andere kruiden, om de lucht te zuiveren. Echter wanneer er een storm uitbrak verslechterden de omstandigheden nog meer aangezien dan de luiken dicht moesten om te voorkomen dat al het water naar binnen spoelde.
Via gaten tussen de balken onder in het ruim kon het kielwater weg worden gepompt. Via deze weg echter wist ongedierte zich naar binnen te werken. Duizendpoten, schorpioenen, ratten, muizen, vlooien, luizen en schadelijke mieren wisten allemaal naar binnen te komen. De steken van de duizendpoten en schorpioenen waren zeer giftig en veroorzaakten hevige pijnen en dus moest men constant oplettend zijn.”

Afbeelding: Universiteit Utrecht

In zijn dossier staat: ‘teruggekeerd naar Nederland en afgemonsterd’, hij zou op de Pallas, het schip waarmee hij terugkeerde, uit dienst getreden zijn. De Pallas werd in 1764 voor de kamer van Zeeland gebouwd op een werf te Middelburg. Het was één van de eerste driedekkers van de compagnie, met een laadvermogen van 1150 ton en bemanning van 260 tot 394 koppen. Zoals gezegd vertrok de Pallas op 25 oktober 1769 uit Batavia voor de kamer van Amsterdam met bestemming Texel. Op 26 december 1769 kwam de Pallas aan op Kaap de Goede Hoop, op 4 februari 1770 vertrokken ze weer, om op 8 mei 1770 aan te komen op Texel. De kapitein was Willem van Braam, over wie ik wél meer kon vinden.

Cornelis zal nog wel ‘n paar weken onderweg geweest zijn van Texel naar Ossendrecht. In 1771 werd er nog een bedrag voldaan, misschien achterstallige soldij van de VOC of een terugbetaling van zijn kledij door hemzelf. Cornelis zou twee keer trouwen en bracht de rest van zijn leven door als dagloner en arbeider op ‘t dorp. Hij zal vast nog vaak hebben teruggedacht aan zijn tijd aan de andere kant van de wereld..

Gebruikte bronnen:

  • Lijst van VOC-opvarenden, Nationaal Archief ‘s-Gravenhage
  • Zeeuws Archief te Middelburg
  • Universiteit Utrecht
  • de VOC-site

Kaarten: Zeeland in 1580 en 1812

kaartje1

Ik blijf nog heel even kaartjes maken. In 1546, óf in 1560, óf in 1580, vlak vóór de 80-jarige oorlog, maakte beroemd kaartenmaker Jacob van Deventer een kaart van ‘t gewest Zeeland en omgeving. Toen ik net bekend raakte met geschiedenis leerde ik deze kaart al kennen; ze viel me vooral op omdat bij ‘t dorp waar ik opgroeide, Halsteren, twee puntjes stonden die ik niet kende, Polder en S. Quirijn. Op Polder kom ik subiet terug, maar met S. Quirijn wilde Van Deventer simpelweg de kapel voor Sint-Quirinus, de tweede beschermheilige van Halsteren naast Sint Maarten, aanduiden.

Deze gedetailleerde en ook goed leesbare kaart van de Zeeuwse eilanden leek me een mooi vervolg op ‘t kaartje van de bevolkingsgroei in West-Brabant die ik hiervoor maakte: daarop was als men goed keek te zien dat ‘t relatieve aantal gemeenten in Zeeland veel groter was, en de gemeenten waren kleiner. De kleigronden waren natuurlijk van oudsher ‘meer waard’ dan de Brabantse zand-, bos- en heidegronden en dus dichter bevolkt. Vergelijk bovenstaande kaart ‘ns met de kaart hieronder, die de gemeenten van Zeeland weergeeft in 1812 (bewerkt naar gegevens uit de databank van Hic Sunt Leones)

2

Allereerst wat over Jacob van Deventer. Hij werd waarschijnlijk geboren in Kampen (Overijssel) rond 1500/1505, en studeerde vanaf 1520 aan de Universiteit van Leuven. Hij overleed te Keulen in 1575, wat aannemelijk maakt dat de ingekleurde kaart die ik gebruikte voor mijn ‘remake’ zelf ook een remake is, en dan waarschijnlijk van deze kaart. Van Deventer maakte veel kaarten en plattegronden, vooral van steden in de Nederlanden. Hieronder zal ik aan de hand van de ingekleurde versie wat verder uitweiden over dingen die mij opvielen bij ‘t bewerken van Van Deventers kaart.

 

Wat opvalt aan de kaart in z’n algemeen: ze is gemaakt vóór de 80-jarige oorlog begon: de Republiek bestond nog niet en Zeeland was nog katholiek. Da’s ook goed te zien aan de kloosters die Van Deventer heeft aangeduid. Vlaanderen en Brabant hebben dezelfde kleur om één of andere reden, maar Wulpen en Biervliet, twee eilandjes in de Westerschelde, hebben dan weer hun eigen kleur.

kaartje 3

Goedereede

Ik dacht eigenlijk dat Goeree (of Goedereede) alleen de naam van het eiland was, maar er ligt ook een gelijknamige stad op! Belangrijk detail is dat Goeree-Overflakkee door Van Deventer tot Zeeland werd gerekend (maar niet helemaal, zie Bommenede en Sommelsdijk). Ik weet dat in ieder geval de Zeeuwen en Flakkeeërs nogal wat strijd hebben, maar feitelijk is het eiland meer Zeeuws dan wat anders. Kijk bijvoorbeeld ‘ns naar Goeree’s Wikipedia-artikel“Goedereede (Zeeuws: Goeree) is een stad en voormalige gemeente in de Nederlandse provincie Zuid-Holland”.

goeree

Bommenede en Sommelsdijk

Allereerst Bommenee: een verdronken stad à la Reimerswaal. Het lag op het noordelijkste puntje van Schouwen, maar was Hollands gebied tot de Staten van Holland beseften dat ze wel erg veel geld moesten inleggen om de stad droog te houden en ze in 1687 overdroeg aan Zeeland. Bommenede was wel tot in de 19e eeuw een eigen gemeente! Hetzelfde verhaal maar dan omgekeerd gaat over Sommelsdijk, op de kaart aangegeven als ‘Somerdijck’. Dit dorp op Flakkee hoorde juist van oudsher weer bij Zeeland. Een aantal van mijn Thoolse en Reimerswaalse voorouders woonden tijdelijk in Sommelsdijk, voornamelijk om werkzaam te zijn in de meekrapteelt. Mijn voorvader Marinus Philips Camhoot bijvoorbeeld (1642-1677, zie kwartierstaatnummer 6766) of mijn voorvader Job Kerpel (1690-, zie kwartierstaatnummer 1692). Zij werden er zelfs geboren. Van Deventer (of diegene die zijn kaart rond 1580 heeft ingekleurd) mag dan Goeree en Overflakkee dezelfde kleur gegeven hebben als Zeeland, hij was schijnbaar wel op de hoogte van deze twee enclaves, want rondom Bommenede en Sommelsdijk tekende hij een klein stippellijntje.

sommelsdijk

Voorne-Putten

Eiland of waard (zijn ze volgens mij niet helemaal over uit) ten zuiden van Rotterdam. Onder anderen Den Briel ligt erop, de stad die Alva op één april verloor. Verwarrend was dat Van Deventer zowel Voorne-Putten als Flakkee aanduidde met “Voorn”. Dat wordt weer verklaard uit ‘t gegeven dat Goeree, het eiland waar Goedereede en Ouddorp op liggen, vroeger werd aangeduid als Westvoorne. Waarom weet ik niet, maar het maakt wel aannemelijk dat Flakkee dan “Oostvoorne” of iets van die strekking genoemd werd.

Dordrecht

Vraagje aan de locals. Ik heb Dordrecht eigenlijk van mijn eigen bewerking afgesneden, maar op Van Deventers originele kaart is het goed te zien: de stad staat bijna in z’n geheel onder water. Was dat echt zo? Ik dacht altijd dat Dordrecht tot ver in de gouden eeuw één van de meest bloeiende steden van Holland was! Stuur mij even ‘n berichtje als u meer weet.

dordrecht

Raamsdonk

Onderstaand inzetje kan ik prima lezen: het is ongeveer het gebied wat nu zo’n beetje geldt als “poort naar de Biesbosch”. In de Biesbosch lagen trouwens ook dorpjes vroeger (volgens de overlevering zelfs “72 parochies”, maar de verdronken dorpjes zijn niet aangegeven zoals in bijvoorbeeld in verdronken land van Zuid-Beveland (zie verderop deze pagina). Dat komt waarschijnlijk omdat de Biesbosch al in 1421 volliep, simpelweg te lang geleden om herinnert te worden. Bon, hieronder staan dus “S Geertrudenberge”, Geertruidenberg, “Waspijck”, Waspik, “Oisterhout”, Oosterhout en “Houte”, Den Hout (overigens het dorpje wat maakt dat Oosterhout Oosterhout heet). Bovenin zien we, aan “doude Maes”, Raemsdonc liggen, maar wat ligt eronder? Is dat een klooster?

raamsdonk

Op onderstaande uitsnede van de zwart-wit-variant is het wat beter te lezen: “Chartusers”..

raemsdonc

Onser Vrou op See

Was een kapel in de duinen van Schouwen, bij Renesse. Zij werd in de 15e en 16e eeuw gebruikt als een soort strafbedevaartsplaats door de stad Zierikzee. Rond te tijd dat deze kaart getekend werd ging ‘t kapelletje ten onder aan zandverstuivingen. (Bron: Meertens Instituut)

onser vrou op see

Westenschouwen

Lijkt een geografische aanduiding, maar dit is daadwerkelijk een dorpje bij de Schouwense duinen. In 1816 werd de gemeente als opgeheven, ze valt tegenwoordig onder Burgh-Haamstede. Over Westenschouwen en haar in 1845 afgebroken kerktoren bestaat een mooie legende, met in de hoofdrol een zeemeermin. De duinen van Schouwen hebben trouwens sowieso mijn interesse, ze zijn erg breed en de landschappen doen niet erg Zeeuws aan. Ze zijn zelfs zó breed dat men er vroeger ook in woonde: kijk maar naar de familie Beijers van Voxdael, de voorouders van Cathelijne Beyers uit Wuustwezel (1641-1694, kwartierstaatnummer 4279). Die familie kwam via Ossendrecht uit het ‘Voxdael’ (vrij vertaald Vossendal), “een half uur gaans van Heemstede”, waar ze in de 14e eeuw woonde. Dat moet ergens hier geweest zijn.

westenschouwen

Bossen_bij_WestenschouwenBossen en een ven bij Westenschouwen. Dit plaatje zou men eerder van de Brabantse Wal verwachten dan van Schouwen, niet? (Afbeelding: Lymantria/Wikimedia Commons)

Oisterstein

Geen dorp maar een oud kasteel, gelegen bij Oosterland op Duiveland, waarvan de vroegste delen rond 1360 gebouwd werden.

oisterstein

Sint-Philipsland en Moggershil

Aangeduid als “Phs landt”, was één van de verdronken dorpen rond Tholen die rond 1600 herbedijkt en opnieuw bevolkt werden. Bijvoorbeeld door het echtpaar Arent Rochusse Steen (1649-1722, kwartierstaatnummer 6682) en Janneken Aelbrechts van de Luijster (*1647, kwartierstaatnummer 6683). Hij kwam uit Kapelle en zij uit Biezelinge. Op die schaal is dat nooit gebeurd bij ‘t nabijgelegen Moggershil. Dit dorpje wat voor ‘t eerst in 1440 in de archieven voorkomt verdrinkt waarschijnlijk bij de Allerheiligenvloed van 1570, maar komt nog tot 1631 op kaarten voor als een dorp op het land. Mijn voorouder Gillis Jobs (*rond 1555, kwartierstaatnummer 53.988) werd in Moggershil geboren.

flupland

Stavenisse

Bij Stavenisse ging ‘t ongeveer hetzelfde als bij Sint Philipsland en Noord-Beveland, alleen kwamen op de herbedijking van laatste veel buitenlandse immigranten af. Ik heb best wel wat voorouders in Stavenisse, maar bijna niet vóór 1600. Ze kwamen bijvoorbeeld uit Oud-Beijerland (Arent Stoutkensdijck, kwartierstaatnummer 26.928), ‘t naburige Scherpenisse (Neeltje Jacobse Priem, kwartierstaatnummer 26.931), Sint-Maartensdijk (Abel Abels, kwartierstaatnummer 26.956) of Woensdrecht (Hendrik Cornelisz Steendijk, kwartierstaatnummer 13.496). Bij ‘t maken van de kaart stond Stavenisse nog onder water, maar ze was nog niet vergeten..

Stavenisse

Westkerke

Er zijn veel Westkerke’s in Zeeland en Vlaanderen. Eén daarvan is Westkerke onder Scherpenisse. Er is weinig meer van over, wat rest zijn een vliedberg (of terp, werve, wierd, zo u wilt) over, die al bestond rond het jaar 1000 (!), een paar huizen en een adellijk geslacht. Opvallend: Westkerke zou tot 1816 een zelfstandige gemeente zijn geweest, maar was volgens andere bronnen (die ik gebruikt heb voor het kaartje van Zeeuwse gemeenten bovenaan) al bij de vorming van de Nederlandse gemeenten in 1812 deel van Scherpenisse.

westkercke

‘s-Heer Boudewijnspolder of Polre

Een verdronken dorp bij Halsteren waar bijna niemand meer vanaf weet. Het lag in de huidige Auvergnepolder tussen Halsteren en Tholen. Ik wil u allemaal aanraden om het boek “Polre” van P.J.M. van de Watering te lezen, hoe het begin en einde van dit dorpje tot op elk detail is gereconstrueerd. De Auvergnepolder werd, samen met de Glymespolder (beiden vernoemd naar Bergse markiezen) in de 18e eeuw opnieuw ingepolderd.

polre

Hildernisse

Op het mooiste plekje van de Brabantse Wal ligt een unieke vloedboerderij, een laatste restant van Hildernisse; een verdronken dorp dat een Zeeuwse enclave vormde op de Brabantse oostkust van de Oosterschelde. 

hildernisse

Verdronken land van Zuid-Beveland

Over Reimerswaal, haar omgeving en hun treurige lot zou je een boek kunnen schrijven. Daarom wil ik er niet te diep op ingaan, maar ‘t beperken tot de naampjes op de kaart en mijn voorouders uit het verdronken land.

Leuk aan deze kaart is dat de dorpen in het verdronken land apart aangeduid zijn: we zien Couwerue (Couwerve), Lodijck (Lodijke), Reijmerswale (Reimerswaal), Yrsukeroirt (Yersekeroort), Duuene (Duvenee), Nieukerke (Nieuwkerke), Brouc (Brouck), Creek (Kreke), Tolsende (Tolseinde), Nieulande (Nieuwlande), Steenbleij (Steenvliet), Crabbendijck (kennen we nog steeds als Krabbendijke), Scodee (Schoudee), Oweringe (Overinge?), Ewerswart (Everswart), Maren (Maire), Rijlandt (Rilland), Inckelenoirt (Hinkelenoord bij Woensdrecht), tBadt (Bath) en Agger. In mijn stamboom zijn enkele voorouders te zien die uit Reimerswaal vluchtte toen deze stad door meerdere watersnoodrampen ten onder ging. Bijvoorbeeld: Jan Jobse Cerpel (kwartierstaatnummer 13.536). Geboren rond 1600 te Reimerswaal, huwde in 1630 te Sommelsdijk, maar woonde waarschijnlijk grootste deel van de tijd in Tholen. Leentken Cornelis (kwartierstaatnummer 12.751), kwam uit Reimerswaal en huwde in 1606 met de Oosterhoutse pottenbakker Adriaen Vetten. Zij woonden in Bergen op Zoom. De kinderen van het echtpaar Jacob Moeijelijcker en Willemken Willems (kwartierstaatnummers 13.520 en 13.521) kwamen vanuit Reimerswaal terecht in Tholen. Herman Heijnericksz van Gulijck (kwartierstaatnummer 53.982) vluchtte in 1615 met zijn vrouw Anna uit Reimerswaal naar Scherpenisse, waar hij zijn beroep als schipper voortzette. Of Clement Lievense Mol (kwartierstaatnummer 13.528) en Adriaen Jans Camhoot (kwartierstaatnummer 27.064), die allebei rond 1600 uit Reimerswaal in Tholen terecht kwamen. 

Opvallend is dat ik nog nooit een “vluchteling” gezien heb die uit één van de verdronken dorpen kwam, er wordt bijna altijd enkel Reimerswaal aangegeven. Echter, er is een aanwijzing die ik kan benoemen. Die ligt bij mijn voorouder David de Jonge (*Goes, rond 1600, overleden te Colijnsplaat, 1645, kwartierstaatnummer 11.958). Hij was een zoon van kleermaker Sacharias de Jonge (*Breda, poorter van Goes in 1594) en Maijcken Cornelisdr. van Duvenee. Zij waren op 13 september 1587 gehuwd te ‘s-Heer Arendskerke. In haar achternaam zien we Duvenee, een van de verdronken dorpen ten oosten van Yerseke. Overigens heb ik in hun familie geen daadwerkelijke geboorten gezien in dat dorp: haar vroegst bekende voorvader (overgrootvader) Cornelis van Duvenee (kwartierstaatnummer 191.336) werd geboren rond 1485. Hij was schepen te Goes (1507-1510), burgemeester van Goes (1513-1516), “zangmeester van de zeven getijden” en dijkgraaf bewesten Yerseke. En dat laatste is dus geen verdronken land.

reimerswaal

Ten slotte zijn er nog een paar mooie herinneringen aan deze onbekende dorpen over: ingekleurde tekeningen van beeldbepalende kerken en kastelen gemaakt in ‘t begin van de 17e eeuw.

brouck

Brouck of “Den Brouek” in 1624. (Afbeelding: Zeeuws Archief)

yersekeroirt

Het tolhuis van “Yersickeroirt”, wat ongeveer ter hoogte van de huidige Bergse Plaat lag. Tekening uit 1625. (Afbeelding: Zeeuws Archief)

1607 Reimerswaal

Zicht op Reimerswaal in 1607. (Afbeelding: Zeeuws Archief)

1613 nieuwkerke

Nieuwkerke in 1613. (Afbeelding: Zeeuws Archief)

1614 duvenee kerk

Ruïnes van de kerk van Duvenee in 1614. (Afbeelding: Zeeuws Archief)

1615 couwerve

Ruïnes van waarschijnlijk de kerk van Couwerve in 1615. (Afbeelding: Zeeuws Archief)

1616 tolseinde

Tolseinde in 1616. (Afbeelding: Zeeuws Archief)

1623 Steenvliet

Steenvliet in 1623. (Afbeelding: Zeeuws Archief)

everswart kerk 1620

Ruïnes van de kerk van Everswart in 1620. (Afbeelding: Zeeuws Archief)

kreke kerk 1623

Ruïnes van de kerk van Kreke in 1623. (Afbeelding: Zeeuws Archief)

nieuwlande 1617

Nieuwlande in 1617. (Afbeelding: Zeeuws Archief)

schoudee 1619

Schoudee in 1619. (Afbeelding: Zeeuws Archief)

vinckenisse 1621

Vinckenisse in 1621. (Afbeelding: Zeeuws Archief)

bath

De toren van Bath, getekend aan de noordzijde en de oostzijde, in 1631-1636 door Claes Jansz. Visscher. (Afbeelding: Rijksmuseum Amsterdam/Zeeuwse Bibliotheek)

Valkenisse

Valkenisse aan de Westerschelde en Nieuwlande, in het stukje hierboven genoemd, waren twee verdronken dorpen die in 1812 nog hun eigen gemeente ‘kregen’. Nieuwlande werd in 1816 bij Krabbendijke gevoegd. Valkenisse had een net wat andere geschiedenis dan andere verdronken dorpen in ‘t gebied: de Allerheiligenvloed van 1570 had tot gevolg dat het dorp aan de oostkust van Zuid-Beveland kwam te liggen: Rilland-Bath e.o. waren immers overstroomd. Bij een stormvloed van 1682 verging ook Valkenisse, maar een deel van de polders bleef bespaard en zo bleef ook de gemeente voortbestaan. In 1816 werd de gemeente toegevoegd aan Waarde; toch werd in 1846 het inwonertal nog als tachtig vermeld.

valckenisse

Honte

De Honte” is, in de bekendste uitleg, simpelweg een oude benaming voor de Westerschelde. Pas rond 1500 werd de Westerschelde de hoofdverbinding tussen de Schelde bij Antwerpen en de Noordzee, iets wat erg belangrijk was voor omliggende dorpen en steden. Zo raakte Bergen op Zoom bij ‘t ‘verplaatsen’ van de hoofdarm van de Schelde in verval. Merk op hoe Van Deventer de Oosterschelde “Scaldis fl.” noemt, waarmee hij ze benoemde als ‘hoofdloop’ van de Schelde door Zeeland.

honte

Kwadendamme

Deze katholieke enclave in de ‘zak van Zuid-Beveland’ staat nog niet op deze kaart. Het is zelfs nooit een gemeente geweest: we moeten het plaatsen bij Oidekeskercke/Hoedekenskerke. Toch wil ik dit dorp graag benoemen, ten eerste omdat het wat vreemd is dat dit dorpje niét op Van Deventers kaart staat, ten tweede omdat het in de geschiedenis niet makkelijk geweest moet zijn een katholiek dorp staande te houden in dit deel van Zeeland en ten derde omdat Kwadendamme de “opvolger” zou zijn van een verdronken dorp aan de oostkant van de dijk: Oostende. Dit eigendraadse dorp kent u misschien tegenwoordig van de tropische dierentuin, de stroomtrein, ‘t lokale bier, of het bluesfestival.

oidekeskercke

Sinoutskerke en Baarsdorp

Deze twee dorpjes ten zuidwesten van Goes staan op de kaart aangeduid als “Baersdorp en Sinout.”. Zij vormden tussen 1812 en 1816 (fuseerde toen met ‘s-Heer Abtskerke) een eigen ‘duogemeente’. Ze hebben nog iets gemeen: beiden hadden een klein, stokoud gotisch kerkje dat al lang geleden werd afgebroken (die van Baarsdorp in 1870, die van Sinoutskerke in 1906 na een grote brand, maar wel op de foto is gezet.

baersdorp

Sinoutskerke

De kerk van Sinoutskerke in 1887.

baarsdorp

De kerk van Baarsdorp vóór 1870 (!)

Stuivezand

Verdronken eiland in de Westerschelde ten zuiden van Baarland, waar bijzonder weinig over bekend is. De geschiedenis moet ongeveer hetzelfde zijn geweest als die van Orisand. 

stuuesant

Orisant

Dit verdronken eiland lag in de Oosterschelde, tussen Noord-Beveland en Schouwen. Dit eiland was al zo’n zeventig jaar in de golven verdwenen toen de vrouw van Willem van Oranje in 1598 op ‘t idee kwam om het opnieuw in te dijken, net als bij Noord-Beveland, Sint-Philipsland en Stavenisse gebeurde op dat moment. In 1602 werd ermee begonnen, maar het was geen succes. In 1639 waren alle nieuwe inwoners alweer vertrokken. Een paar van die inwoners moeten mijn voorouder Grietken Roelandse (*Orisand, rond 1617, overleden te Colijnsplaat, 1652, kwartierstaatnummer 5959) en haar ouders Roelandt Cornelissen en Anneken Jooris geweest zijn. Er bestaat een mooie website over dit bijna vergeten eiland.

orisand

Wulpen

Nog zo’n eiland is Wulpen, één van drie eiland voor de Zeeuws-Vlaamse kust die rond 1570 in de Noordzee verdwenen. Misschien is ‘t achteraf gezien wel erg bijzonder dat dit eiland zich überhaupt staande wist te houden in open zee. Wulpen was erg oud, het werd al vermeld in 1049, en zou zelfs de plek zijn waar in de negende eeuw een slag met de vikingen plaatsvond. “Breskein” op het inzetje hieronder is tegenwoordig beter bekend als Breskens.

wulpen

Sint-Anna-ter-Muiden

Ik schreef al eerder over de kleinste stad van Nederland (bij mijn voorouder Alette Schilleman, zie kwartierstaatnummer 749) en ben er twee jaar geleden ook even wezen kijken. Opmerkelijk is dat op de kaart van Van Deventer twee steden worden afgebeeld, even groot, aan weerszijden van het water: Muijen en Sluijs. Sint-Anna-ter-Muiden mag dan stadsrechten hebben, het was nooit even groot als Sluis en iemand heeft dan ook getracht om Sluis door te halen (het lijkt wel tippex). Wil de (her)tekenaar van deze kaart dat we Muijen als Sluijs zien? 

 sintannatermuiden

Oorderen en Oordam

Ik schrijf deze stukjes van links naar rechts, dus we schuiven even helemaal terug op richting Antwerpen. Hier zien we, tussen Lillo en Ekeren, niet het in de jaren ’60 gesloopte polderdorp Oorderen, maar Oordam, een beetje de tweelingzus van Oorderen aan de Schelde. Op de zwart-wit-versie van deze kaart staat Oorderen wél aangegeven.

oorderen